Bekentenissen van een copywriter: hoe ik hielp om van atypische antipsychotica een miljardenindustrie te maken

Hoe we één medicijn, Risperdal (risperdon), op de markt brachten en hoe die inspanning ertoe bijdroeg dat atypische antipsychotica uitgroeiden tot een miljardenindustrie.

Een pillenpotje met Risperal met een gezichtje dat mooi opgeschilderd wordt als symbool voor een lelijk verhaal dat mooi verteld is.

Ik was niet van plan om de psychiatrie te veranderen. Ik was gewoon een copywriter die werkte in de farmaceutische reclamesector. Maar na verloop van tijd raakte ik betrokken bij een campagne die het begrip van psychische aandoeningen en de behandeling ervan in de VS ingrijpend zou veranderen. Dit is het verhaal van hoe we één medicijn, Risperdal (risperdon), op de markt brachten en hoe die inspanning ertoe bijdroeg dat atypische antipsychotica uitgroeiden tot een miljardenindustrie.

Door Lydia Green – 9 augustus 2025

Als u zich ooit heeft afgevraagd hoe deze krachtige klasse geneesmiddelen uiteindelijk voor vanalles werd voorgeschreven, van stemmingswisselingen bij adolescenten tot onrustige verpleeghuispatiënten, dan bent u niet de enige. De opkomst van atypische antipsychotica was een zakelijk marketingfenomeen dat deels gedreven werd door een golf aan fusies binnen de farmaceutische industrie die plaatsvond in de jaren negentig. Atypische antipsychotica werden voor het eerst geïntroduceerd voor schizofrenie en werden gepromoot als effectiever en veiliger dan oudere medicijnen zoals Haldol (Haloperidol) of Thorazine (Chloorpromazine).

Hoewel journalisten en regelgevende instanties deze kwestie al eerder aan de orde hebben gesteld, wil ik mijn herinneringen aan de marketing van Risperdal – het eerste op grote schaal voorgeschreven atypische antipsychoticum – delen. Dit is het verhaal van hoe we Risperdal niet alleen als medicijn hebben gepromoot, maar ook over hoe we een revolutie teweeg brachten in de geestelijke gezondheidszorg. Daarnaast gaat dit verhaal over hoe we schizofrenie opnieuw definieerden, het veiligheidsverhaal van antipsychotica herschreven en hielpen bij een van de meest succesvolle (en zorgwekkende) farmaceutische lanceringen in de geschiedenis.

Het verteld ook over de eerste keer dat ik me realiseerde hoe enorm veel macht marketeers hebben om hun versie van de waarheid te creëren, en hoe ik uiteindelijk het systeem dat ik zelf had helpen opbouwen in twijfel ging trekken.

Een heksenketel: de lancering van Risperdal in Midtown Manhattan

Halverwege de jaren negentig kreeg ik de baan waar iedereen in de farmaceutische reclame van droomt: co-creatief directeur en hoofdtekstschrijver voor de volgende grote hit in de branche. Het bureau was gevestigd in Midtown Manhattan. De klant was Johnson & Johnson. Het medicijn was Risperdal. Vanaf dag één was het een heksenketel.

Risperdal was de grootste klant van ons bureau, zo veeleisend dat een collega me waarschuwde dat het creatieve team uitgeput was en een van de senior schrijvers dreigde op te zeggen. Het probleem? J&J had tijdens de fusiegolf van midden jaren negentig twee bedrijven overgenomen: McNeil, dat het verouderde Haldol op de markt bracht, en Janssen, dat het nieuwere Risperdal produceerde.

Toen Haldol faalde, verschoof de aandacht volledig naar Risperdal

McNeil hoopte de inkomsten uit Haldol op peil te houden door er een nieuwe indicatie voor aan te vragen: dementiegerelateerde agitatie. Maar de FDA wees dit af en de advertentiecampagne waaraan we zes maanden hadden gewerkt, werd geschrapt. Ik kan me die nog steeds voor de geest halen, zelfs na 30 jaar: de foto’s van oudere patiënten met bloemen in hun handen en de kop “Breekbaar: Behandel met Haldol”. Een uitgekiende, emotioneel aansprekende reclamecampagne die de suggestie wekte dat ouders dankzij Haldol thuis konden oud worden in plaats van in een verpleeghuis – allemaal in één klap verloren.

We waren verbijsterd en teleurgesteld, ook het hoofd van de CNS-franchise (centraal zenuwstelsel, oftewel psychiatrische medicijnen) bij J&J. Zonder octrooibescherming zou de prijs van Haldol door concurrentie van generieke geneesmiddelen sterk dalen. De afwijzing door de FDA betekende dat Risperdal de hele CNS-portfolio zou moeten dragen.

De ultieme uitdaging waar we voor stonden was de volgende: hoe konden we psychiaters ervan overtuigen om een medicijn dat tien keer zo duur was (Risperdal) te verkiezen boven een algemeen aanvaard en effectief medicijn (Haldol)? We moesten de hoge prijs van Risperdal rechtvaardigen door het te positioneren als de volgende generatie medicijnen voor schizofrenie. Maar dat zou een volledige herdefiniëring van schizofrenie vereisen, evenals een herdefiniëring van de rol van Risperdal bij de behandeling ervan.

Veel mensen realiseren zich niet dat het marketingverhaal van een geneesmiddel al lang voor de goedkeuring door de FDA begint. Tegenwoordig worden de bedrijfsstrategie en planning voor geneesmiddelen en medische hulpmiddelen ondersteund door een leger van onderzoekers, communicatiebedrijven en consultants. Deze strategieën zijn vaak zo geheim dat degenen die bij verschillende fasen van de levenscyclus van een geneesmiddel betrokken zijn, niet op de hoogte zijn van de uiteindelijke marketingdoelstellingen van het bedrijf.

In het resterende deel van deze blog worden die verschillende strategieën geïllustreerd – zoals het ontwerp van klinische proeven, voorlichting aan artsen en consumenten, belangenbehartiging van patiënten en markttoegang. Dit alles komt er aan te pas om een zogenaamde baanbrekende therapie voor geestelijke gezondheid te creëren.

Promotie van de PANSS-beoordelingsschaal: de opkomst van Risperdal, de ondergang van Haldol

Janssen bracht niet alleen een nieuw medicijn op de markt – we moesten Risperdal ook agressief onderscheiden van oudere middelen door een nieuw denkkader voor schizofrenie te bevorderen. Centraal daarin stond de PANSS-beoordelingsschaal (Positive and Negative Syndrome Scale).

In de psychiatrie bestaat er geen bloedtest of hersenscan om een diagnose te bevestigen of aan te tonen dat een geneesmiddel werkt. In plaats daarvan gebruiken clinici en onderzoekers beoordelingsschalen die subjectieve symptomen omzetten in cijfers. De keuze van de schaal is niet neutraal. Bedrijven kiezen de schaal die hun product het meest in een gunstig daglicht stelt. Die keuze is bepalend voor de resultaten van onderzoeken, de positionering, de marketingclaims en hoe het product wordt gezien in vergelijking met concurrerende producten.

Janssen koos de PANSS voor veel van de fase 3-onderzoeken met Risperdal. De PANSS verdeelde de symptomen van schizofrenie in twee categorieën: positieve symptomen (hallucinaties, waanideeën) en negatieve symptomen (emotionele terugtrekking, apathie). Terwijl oudere geneesmiddelen zoals Haldol voornamelijk positieve symptomen behandelden, zeiden we dat Risperdal ook de moeilijker te behandelen negatieve symptomen kon aanpakken. Die positionering hielp niet alleen Risperdal, maar luidde ook het tijdperk van de atypische antipsychotica in door de focus van de psychiatrie te verleggen naar chronische, cognitief geformuleerde symptomen als doelwit voor farmaceutische behandeling.

De opkomst van het off-label gebruik van atypische antipsychotica

Dit groeiende bewustzijn van negatieve symptomen opende de deur naar iets nog ingrijpender: het off-label gebruik van atypische antipsychotica. En dat groeide niet door openlijke promotietactieken, maar geruisloos, door het opnieuw definiëren van wat als behandelbaar werd beschouwd.

Toen artsen Risperdal eenmaal zagen als een middel om cognitie, motivatie of de emotionele balans te verbeteren – en niet alleen om hallucinaties onder controle te houden – breidden atypische middelen zich uit naar een ruimere markt binnen de psychiatrie.

Het werd logisch om ze ook te gebruiken voor aandoeningen als ADHD, dementie en gedragsstoornissen. De perceptie dat ze veiliger waren dan Haldol – en dat Risperdal vrijwel geen bijwerkingen leek te hebben – versnelde deze trend alleen maar.

Deze uitbreiding was misschien niet het oorspronkelijke plan, maar het is wel waarom atypische medicijnen voorgeschreven zijn beginnen te worden voor gedragingen die slechts losjes verband hadden met schizofrenie.

The $1 Million Immersive Exhibit: negatieve symptomen verkopen aan artsen

Hoe konden we cognitieve symptomen – symptomen waar oudere medicijnen zoals Haldol geen effect op leken te hebben – tastbaar maken voor psychiaters? Academische opinieleiders hadden via artikelen en lezingen geholpen om de PANSS te legitimeren. Maar we hadden iets aansprekender nodig.

Wat volgde was een van de meest uitgebreide marketingtools waaraan ik ooit heb gewerkt: een adembenemende, 1 miljoen dollar kostende immersieve tentoonstelling tijdens de APA-bijeenkomst (American Psychiatric Association) in Toronto in 1998; een complete beleving.

Het idee ontstond tijdens een dure lunch in New York. We zaten in een viersterrenrestaurant en brainstormden over manieren om de stand van Janssen op de komende APA-conferentie te laten opvallen. Iemand schetste een concept op een servet: simuleer schizofrenie, met name de innerlijke stemmen die patiënten vaak beschrijven. Als we psychiaters konden laten voelen wat hun patiënten ervoeren, zouden ze negatieve symptomen misschien serieuzer nemen.

Tegen de tijd dat de conferentie in Toronto plaatsvond, was die schets op het servetje uitgegroeid tot een geluiddichte cabine die een veeleisend sollicitatiegesprek simuleerde. Ik stelde zelf voor om er een sollicitatiegesprek voor een medische opleiding van te maken, iets waar psychiaters zich mee konden identificeren. Het doel was om de ervaring zo echt mogelijk te maken.

Een psycholoog die toezicht hield op de tentoonstelling schreef een script met zelfkritische, emotioneel harde dialogen, bedoeld om de negatieve symptomen van schizofrenie weer te geven.

Ik had me auditieve hallucinaties altijd voorgesteld als openlijk psychotisch, zoals een stem van buitenaf die beweert dat de overheid een volgapparaat in je schedel heeft geïmplanteerd. Maar dit was anders: stiller, wreder, meer innerlijk. Het waren het soort stemmen die je motivatie, zelfvertrouwen en cognitie ondermijnen.

Ik zat tegenover psychiaters die moeite hadden om tijdens het interview eenvoudige vragen te beantwoorden terwijl die stemmen in hun oren fluisterden. Ik paste het volume aan terwijl ze zich ongemakkelijk voelden, zette het harder of zachter. Sommigen begonnen zichtbaar te zweten. Meer dan één vroeg om de simulatie voortijdig te beëindigen. De rij om de ervaring te proberen slingerde zich door de hele tentoonstellingshal.

We hielden onszelf voor dat het om empathie ging. Ik schaam me om te zeggen dat ik er toen oprecht niets verkeerds in zag. Het uiteindelijke doel van dit alles: voorschrijvers de overtuiging bijbrengen dat negatieve symptomen echt en invaliderend waren en dat Risperdal ze kon behandelen.

Het ‘veiligheidsverhaal’ van Risperdal – deels verzinsel, deels waar

Bewegen op glad ijs tussen de regelgevende instanties door

Naast de werkzaamheid bij negatieve symptomen was veiligheid de tweede pijler van onze campagne, met name het vermeende lagere risico van Risperdal op extrapiramidale symptomen (EPS) in vergelijking met Haldol. EPS omvat bewegingsstoornissen zoals akathisie (rusteloosheid), tremoren, rigiditeit en tardieve dyskinesie. Dit waren de meest gevreesde bijwerkingen van de oudere generatie antipsychotica.

Risperdal leek in vroege onderzoeken minder EPS te veroorzaken dan Haldol, maar die klinische onderzoeksresultaten waren vertekend omdat Haldol in ongewoon hoge doses werd toegediend, waardoor er vrijwel zeker ernstigere bijwerkingen zouden optreden. De vergelijking was niet alleen oneerlijk, maar leek ook opzettelijk gemanipuleerd om Risperdal op het gebied van veiligheid aanzienlijk beter te laten lijken dan Haldol. In verschillende onderzoeken werd Haldol routinematig in zeer hoge doses toegediend – vaak meer dan 12 mg/dag – ver boven het punt waarop het extra voordeel opweegt tegen de bijwerkingen. Studies tonen aan dat zodra haloperidol ongeveer 5 mg/dag overschrijdt, het risico op EPS gestaag toeneemt, terwijl de werkzaamheid afvlakt; met andere woorden: EPS is dosisafhankelijk.

Een belangrijk punt om op te merken is dat toen de FDA Risperdal in december 1993 goedkeurde, de instantie verklaarde dat zij elke reclame of promotie die suggereerde dat Risperdal superieur was aan Haldol als onjuist en misleidend zou beschouwen. Deze beperking betekende dat we in promotiemateriaal geen directe claims over superioriteit konden doen. Betaalde opinieleiders mochten in hun sprekersprogramma’s en publicaties wel vermelden dat er “minder EPS dan bij Haldol” optrad, maar wij mochten geen klinische vergelijkingen maken in de advertenties of in verkoopondersteunend materiaal.

Aangezien de FDA haar standpunt duidelijk had gemaakt, leerden onze reclametekstschrijvers superioriteit te suggereren zonder dit expliciet te vermelden. Door zorgvuldig gekozen bewoordingen stelden we een boodschap op die op de rand van het toegestane bleef, zonder de grenzen van regelgeving te overschrijden.

Gebruikmaken van pseudowetenschap

Een van de manieren waarop we de wettelijke beperkingen in onze promotie omzeilden, was door gebruik te maken van een verhaal over receptorbinding: een farmacologisch verhaal dat op superioriteit zinspeelde zonder dit expliciet te vermelden. Omdat we niet konden beweren dat Risperdal veiliger of effectiever was dan Haldol, brachten we de verschillen in de interactie tussen de nieuwere atypische middelen en de oudere antipsychotica met receptoren in de hersenen in contrast met elkaar.

Concreet:

  • We benadrukten de evenwichtige blokkering van dopamine D₂- en serotonine 5-HT₂-A-receptoren door Risperdal, het kenmerk van het ‘atypische’ profiel van het middel.
  • We stelden dit tegenover de krachtige, bijna exclusieve blokkering van D₂-receptoren door Haldol.
  • We brachten de sterke D₂-blokkering in verband met bewegingsgerelateerde bijwerkingen, zoals EPS, en suggereerden dat de serotonine-D₂-balans deze risico’s zou kunnen verminderen.

Zo konden we een overtuigend, wetenschappelijk onderbouwd verhaal vertellen zonder de grenzen van de regelgeving te overschrijden. De opinieleiders van Risperdal konden het receptor-narratief zo toch koppelen aan klinische voordelen in samenvattingen (abstracts), tijdschriftartikelen en gesponsorde CME-programma’s (bijscholing/nascholing).

Ik schreef zelf een advertorial in een toonaangevend medisch tijdschrift waarin ik suggereerde dat de 5-HT₂A-antagonisme die bij atypische middelen wordt waargenomen, ‘mogelijk verband houdt’ met verbeterde cognitieve functies of verminderde negatieve symptomen. In promotiemateriaal waren we zeer voorzichtig en verwezen we naar de ‘losse binding’ van Risperdal aan D₂-receptoren. De bewoordingen waren vaag genoeg om door de regelgevende instanties te worden goedgekeurd, maar de implicatie was ook duidelijk genoeg.

De meeste artsen hebben geen tijd om elke wetenschappelijke bewering in advertenties, CME-programma’s (Continuing Medical Education) of gepubliceerde artikelen nauwkeurig te onderzoeken. Als je ze een plausibel verhaal geeft, vullen ze de rest zelf wel in.

Markttoegangsstrategie: de sleutel tot het succes van Risperdal

Het was niet voldoende om artsen te overtuigen om Risperdal voor te schrijven. Iemand moest het ook betalen. Aangezien de meeste patiënten met schizofrenie geen particuliere verzekering hadden, zou de overheid de rekening moeten betalen.

Ik was onder de indruk toen Janssen ons reclamebureau een whitepaper bezorgde waarin de bureaucratische obstakels werden belicht waarmee gezinnen worden geconfronteerd om toegang te krijgen tot geestelijke gezondheidszorg. Het was opgesteld door een groot adviesbureau op het gebied van gezondheidszorg. Janssen vroeg me vervolgens om er een praktische, consumentvriendelijke brochure van te maken. We gaven die we de titel “De geïnformeerde consument: een praktische gids voor het betalen van geestelijke gezondheidszorg”. Deze brochure werd verspreid in dokterspraktijken, uitgedeeld aan psychiatrisch verpleegkundigen en aan patiënten die waren ingeschreven voor het Janssen Pathways-programma.

In eerste instantie dacht ik dat dit een onbaatzuchtige poging was om gezinnen te helpen bij het navigeren door de complexiteit van de ziektekostenverzekering. Ik was er destijds trots op. We deden iets goeds voor kwetsbare mensen die op zoek waren naar geestelijke gezondheidszorg.

Maar na verloop van tijd werd de bedoeling ervan mij steeds duidelijker. De onderliggende boodschap van de brochure was: start onmiddellijk na een psychotische episode met de inschrijving voor Medicaid en Medicare. Op het eerste gezicht klonk het als advies voor de volksgezondheid. In werkelijkheid was het bedoeld om ervoor te zorgen dat de persoon werd ingeschreven bij Medicaid, zodat hun ambulante Risperdal-recepten ook zouden worden betaald nadat ze uit het ziekenhuis waren ontslagen. De winst van Janssen was afhankelijk van vergoedingen van openbare zorgverzekeraars, waaronder Medicaid, Medicare, de VA en het Department of Corrections.

Het opvolgen van voorschriften: hoe therapietrouw bij medicatie het bedrijfsresultaat verbeterde

Nadat we de basis hadden gelegd – de werkzaamheid aantonen, veiligheidsrisico’s beheersen en de vergoeding veiligstellen – was de volgende uitdaging om patiënten Risperdal permanent te laten gebruiken. Janssen bedacht een programma met de naam ‘Pathways to Change’. ‘Pathways’ was bedoeld als een educatief hulpmiddel. In werkelijkheid was het een slimme strategie om patiënten te behouden.

‘Pathways to Change’ bestond uit meerdere onderdelen, waaronder brochures voor patiënten, zorgverleners en medische professionals. Maar de centrale boodschap in al het materiaal was consistent: stop niet met het innemen van uw medicatie. Onze strategie voor therapietrouw omvatte een gratis dienst, ‘Person-to-Person’, die families en zorgverleners live ondersteuning bood bij vragen over de behandeling met Risperdal en rondom vergoedingskwesties ervan.

Ik schreef verschillende folders met input van de Risperdal Advisory Board, een groep bekende opinieleiders op het gebied van klinisch onderzoek die het medicijn steunden. Door deze gerespecteerde raad in te schakelen, kregen de materialen een gezaghebbende toon. Alle leden werden betaald, maar dat maakte hen niet per se tot stromannen. Velen waren oprecht enthousiast over Risperdal, en dat was ook de reden waarom ze waren gekozen. Medische experts die hun bedenkingen hadden bij Risperdal – of die een voorzichtiger standpunt innamen – hadden geen plaats aan onze tafel.

Een van de patiëntenbrochures, getiteld ‘Transitions’, werd uitgedeeld aan mensen die na een psychotische episode uit het ziekenhuis werden ontslagen. Deze brochure bevatte tips om terugval te voorkomen, waaronder een geheugensteun om de medicatie na ontslag uit het ziekenhuis te blijven innemen.

Ik schreef ook een stuk voor psychiaters met de titel “The Therapeutic Alliance”, dat in samenwerking met onze adviesraad was ontwikkeld. De kern van het stuk was simpel: therapietrouw verbetert wanneer patiënten hun zorgverleners vertrouwen. De brochure adviseerde artsen om Ulysses-afspraken te maken, waarbij een patiënt vooraf instemt met toekomstige behandeling, inclusief gedwongen opname of medicatie, tijdens periodes van decompensatie.

Op dezelfde manier als Ulysses (Odesseus) zijn bemanning in het mythologische verhaal opdroeg om zich preventief aan de bootsmast vast te binden om de verwachte smeekbeden van de Sirenen te kunnen negeren, konden artsen op basis van deze eerdere toestemming de bezwaren van een patiënt terzijde schuiven.

Achteraf gezien was dat een meesterlijke zet in ‘messaging’ (beïnvloeding): geschreven in empathische bewoordingen, maar puur vanuit een marketingdoel. Door therapietrouw aan te moedigen in een therapeutisch partnerschap, hebben we onze invloed ver buiten het recept zelf uitgebreid, namelijk naar de relatie tussen patiënt en zorgverlener.

De NAMI-factor

De laatste schakel in onze marketingstrategie was het aangaan van een samenwerking met een belangenorganisatie voor geestelijke gezondheid. Zonder NAMI zou Risperdal nooit een begrip zijn geworden.

Eind jaren negentig was NAMI, de National Alliance on Mental Illness, nog een relatief kleine organisatie die werd gefinancierd door de farmaceutische industrie, maar daar kwam snel verandering in. Als creatief hoofdverantwoordelijke voor Risperdal werkte ik samen met NAMI en uitvoerend directeur Laurie Flynn, wier dochter schizofrenie had. Met steun van Janssen en andere fabrikanten van atypische antipsychotica begon NAMI een krachtige boodschap uit te dragen: schizofrenie werd niet veroorzaakt door trauma of slecht ouderschap, maar was een biologische hersenaandoening die met medicatie kon worden behandeld.

Het was een compassievol verhaal dat bedoeld was om het stigma weg te nemen. Het sloot ook naadloos aan bij de commerciële doelstellingen van Janssen. Als schizofrenie puur biologisch was, zou levenslange medicatie nodig zijn. Risperdal werd gepositioneerd als essentieel.

Ik raakte goed bevriend met Ken Steele, Janssen, en de meest zichtbare woordvoerder van NAMI. Ken had een groot deel van zijn leven in psychiatrische instellingen doorgebracht, nadat hij als tiener door zijn grootouders, die dachten dat hij door geesten bezeten was, in zijn kamer was opgesloten.

Ken werd de onofficiële posterboy van Janssen: hij reisde door het land, gaf interviews en vertelde het verhaal van hoe hij door Risperdal was ‘genezen’.

Ik mocht Ken erg graag. Hij was warm, briljant en grappig. Maar er is een tragische voetnoot aan zijn verhaal: Ken stierf in 2000 aan complicaties die verband hielden met Risperdal: obesitas, diabetes en hartziekte.

Dat deel van het verhaal hebben we nooit verteld.

De eerste barsten

Een tijdlang werkte de strategie. We hadden de argumenten, de wetenschappelijke taal, de educatieve middelen en het geloofssysteem om alles te ondersteunen. Maar geloof kan een merk maar tot op zekere hoogte dragen. Uiteindelijk komt de realiteit om de hoek kijken. Eind jaren negentig begonnen de eerste barsten in de beweringen van Risperdal zichtbaar te worden.

In het begin benadrukten we twee belangrijke punten: Risperdal was effectiever dan Haldol en veroorzaakte veel minder bijwerkingen, met name de tremoren en stijfheid die gepaard gaan met oudere antipsychotica. Verkoopvertegenwoordigers herhaalden dit, en dat gold ook voor sprekers op medische conferenties, educatief materiaal en verwijzingen in nieuwe artikelen die Risperdal positioneerden als de toekomst van de psychiatrie: modern, veiliger en beter.

Grootschaliger, onafhankelijk onderzoek begon echter een ander beeld te schetsen. Onderzoek uit Canada en de CATIE-studie (2005-2006) van het National Institute of Mental Health suggereerden dat de verschillen in werkzaamheid tussen atypische en traditionele antipsychotica lang niet zo groot waren als we oorspronkelijk hadden beweerd.

Ook het veiligheidsverhaal begon te wankelen. Hoewel Risperdal in vroege onderzoeken minder EPS vertoonde, waren in die onderzoeken hoge – en aantoonbaar onrealistische – doses Haldol gebruikt, waardoor slechtere resultaten voor het vergelijkingsmiddel vrijwel gegarandeerd waren.

Ongeveer vijf jaar na de introductie kwam er een ernstiger probleem aan het licht: metabole bijwerkingen. Risperdal werd in toenemende mate in verband gebracht met aanzienlijke gewichtstoename, diabetes en, bij adolescente jongens, gynaecomastie – borstontwikkeling als gevolg van verhoogde prolactinespiegels.

Veelzeggend is dat de eerste waarschuwingen aan artsen niet afkomstig waren van de FDA of medische toezichthouders. Ze kwamen juist van vertegenwoordigers, met name van Eli Lilly, die Zyprexa (olanzapine) promootten en het veiligheidsprofiel van Risperdal probeerden te ondermijnen. Dit is een detail dat buiten de sector vaak over het hoofd wordt gezien: artsen horen vaak niet van regelgevende instanties of vakbladen over de risico’s van een medicijn, maar van vertegenwoordigers die het medicijn van een concurrent in diskrediet willen brengen.

Het vertrouwen in een gebrekkig systeem herstellen

Dit is het verhaal van hoe we een medicijn tegen schizofrenie hebben omgevormd tot een blockbuster op het gebied van geestelijke gezondheid – en hoe marketing de geestelijke gezondheidszorg heeft veranderd.

Velen denken dat het verlies van vertrouwen in de geneeskunde is begonnen tijdens de pandemie, met aan de ene kant misstappen van de overheid en aan de andere kant extremistische desinformatie. Maar ik denk niet dat het daar is begonnen. De waarheid is al decennialang aan het afbrokkelen – ze was alleen nog niet officieel doodverklaard.

We hebben niet alleen Risperdal gepromoot. We hebben een nieuw tijdperk van medische marketing helpen lanceren, waarin voorlichting over ziekten, klinisch onderzoek en verkoopstrategieën versmolten tot één boodschap. En we hebben onszelf ervan overtuigd dat dit allemaal in het belang van betere zorg was.

Deze marketingaanpak heeft de geestelijke gezondheidszorg ingrijpend veranderd. Atypische antipsychotica – oorspronkelijk goedgekeurd voor schizofrenie bij volwassenen – gingen uiteindelijk de markt domineren en waren in 2021 goed voor bijna 93,2% van alle antipsychotica die door Medicaid werden voorgeschreven. Een groot deel daarvan werd off-label gebruikt. In sommige staten (VS) schreven psychiaters zoveel atypische middelen voor aan kinderen in pleeggezinnen dat de wetgever moest ingrijpen.

Als we het vertrouwen in de geneeskunde echt willen herstellen, kunnen we niet alleen één slechte speler of één schandaal de schuld geven. We hebben een uitgebreide hervorming nodig, waarbij transparantie in de wetenschap, onafhankelijk toezicht, strengere controle op marketingclaims en overheidsfinanciering voor klinische proeven worden meegenomen. Zolang degenen met financiële belangen het ontwerp van studies controleren, de verhalen beïnvloeden en de berichtgeving beheren, kan niemand – of het nu artsen, patiënten of het publiek zijn – echt weten wat ze moeten geloven.

Dat heb ik geleerd door binnen het systeem te werken.

En dat is waarom ik eruit ben gestapt.

***Gepubliceerd op Mad in America, 9 augustus 2025. Vertaald en bewerkt door MitN***

Zie hier de TEDx Talk van de schrijfster van deze blog: Lydia Green.

Voetnoot Robert Whitaker: Ik heb Lydia gevraagd om iets over haar werk voor MIA te schrijven, en dat heeft ze gedaan samen met de redactie van MIA, omdat we denken dat het laat zien hoe de medicijnmarkten zijn ontstaan en nog steeds worden opgebouwd. Zelf heb ik in mijn eerste boek, Mad in America, geschreven over de marketing van risperidon en hoe Janssen de bijwerkingen verborgen hield en het publiek misleidde over de werking van het medicijn. Ik snap de woede en het gevoel van verraad dat de reclame voor het medicijn teweegbracht, en natuurlijk ook het gevoel dat levens door het medicijn zijn verwoest. Ik wil wel even duidelijk maken dat ik Lydia zelf heb gevraagd om deze bijdrage te schrijven.

Mad in America host blogs van een gevarieerde groep schrijvers. Deze posts zijn bedoeld als een openbaar forum voor een brede discussie over de psychiatrie en haar behandelingen. De geuite meningen zijn van de schrijvers zelf.

Vorig artikelMijn door antidepressiva veroorzaakte manie