Informatie over antidepressiva

Deze pagina gaat over antidepressiva als medicamenteuze behandeling ingezet voor depressie bij volwassenen. Het geeft een overzicht van het bewijs voor het gebruik ervan op korte termijn, bijwerkingen van SSRI’s en SNRI’s en het effect op lange termijn. Het primaire doel van dít overzicht is om het onderzoek naar de langetermijnresultaten te evalueren. Meer informatie over antidepressiva op de website van Mad in America vindt u hier. Specifieke informatie over antidepressiva ingezet als behandeling bij kinderen en adolescenten vindt u hier op de website van Mad in America.

Onderzoek samengesteld door: Robert Whitaker

Bewijs voor kortdurend gebruik

Er is veel discussie geweest over de werkzaamheid op korte termijn van antidepressiva als behandeling voor depressie. Dit debat bestaat uit twee aspecten. Het eerste aspect is dat bewijsmateriaal afkomstig is van door de industrie gefinancierde klinische proeven met testgroepen en placebogroepen. Hierbij is het aannemelijk dat ze op verschillende manieren in het voordeel van het geneesmiddel bevoordeeld zijn.

Vooringenomenheid door opzet: In de kortdurende studies worden depressieve patiënten die zich vrijwillig voor de studie hebben aangemeld abrupt van het antidepressivum dat ze eventueel gebruikten onttrokken, en na een paar dagen worden ze ofwel gerandomiseerd naar het antidepressivum ofwel naar het placebo. De placebogroep bestaat dus uit patiënten die ontwenningsverschijnselen kunnen ondervinden. Hiervan mag verwacht worden dat ze resultaten negatief beïnvloeden.

Niet-representatieve patiënten: De onderzoeken worden uitgevoerd bij een kleine deelgroep van patiënten van wie verwacht zou kunnen worden dat ze het beste op het geneesmiddel reageren. Diegenen die suïcidaal zijn of co-morbide zijn voor andere aandoeningen worden van dergelijke studies uitgesloten.

Vooringenomenheid van de industrie: De farmaceutische bedrijven die de studies financieren kunnen hun resultaten verdraaien, bijwerkingen verbergen, en alleen studies met positieve resultaten publiceren. Dit leidt tot een vertekening in de literatuur ten gunste van antidepressiva.

Het tweede aspect van het debat is óf deze door de industrie gefinancierde proeven bewijs leveren dat antidepressiva op korte termijn een zinvol voordeel bieden ten opzichte van placebo in het verminderen van depressieve symptomen. De door de industrie gefinancierde proeven meten de vermindering van de symptomen met behulp van de Hamilton Rating Scale of Depression (HAM-D). Het National Institute of Clinical Excellence in het Verenigd Koninkrijk heeft verklaard dat er minstens een verschil van 3 punten op deze schaal moet zijn, tussen de antidepressivagroep en de placebogroep, wil het klinisch significant zijn. Meta-analyses van de door de industrie gefinancierde proeven hebben uitgewezen dat het verschil in symptoomvermindering tussen de twee groepen iets minder dan twee punten bedraagt. Dat verschil mag dan statistisch significant zijn, het is niet een verschil dat het niveau van klinische significantie overstijgt. Kirsch en anderen hebben “effect sizes” berekend van rond .30 voor antidepressiva op basis van symptoomscores. Zoals blijkt uit onderstaande grafiek, die het spectrum van uitkomsten weergeeft voor twee groepen met een effect-grootte verschil van .30, betekent dit dat er een overlap van 88% is tussen met medicijnen behandelde en placebo patiënten.

Cohen's D Grafiek toont overlap van 88 procent tussen placebo en medicijn behandelde groep
Grafiek Cohen's D: 0.3 door Kristoffer Magnusson

Gezien deze effectgrootte hebben onderzoekers bepaald dat je 8 mensen met een antidepressivum moet behandelen om één extra persoon op te leveren die baat heeft bij de behandeling. Dit heet een NNT van 8. Zeven van de acht mensen die met een antidepressivum behandeld worden, hebben geen voordeel bij het verminderen van depressieve symptomen ten opzichte van een placebo. Zij worden echter wel blootgesteld aan de risico’s en bijwerkingen van het middel.

Uitkomsten bij patiënten in de praktijk

De respons op antidepressiva is veel lager in studies waarin patiënten uit de dagelijkse praktijk worden opgenomen. In een studie van 118 poliklinische patiënten had slechts 19% van de patiënten na drie maanden op een antidepressivum gereageerd. Dit is een veel lagere respons dan de door industrie gefinancierde onderzoeksresultaten normaal gesproken laten zien. Het NIMH financierde een grote studie, bekend als de STAR*D studie, om de effectiviteit van antidepressiva bij patiënten in de echte wereld te beoordelen. En hoewel patiënten tot vier kuren met verschillende antidepressiva kregen, reageerde slechts 38% ooit op de behandeling.

Bijwerkingen

SSRI’s en SNRI’s kunnen misselijkheid, braken, slapeloosheid, sedatie, constipatie, flauwvallen, zweten, hoofdpijn, hartkloppingen, huiduitslag, gewichtstoename, wazig zien, beven, rillen, hoge koorts, toevallen, abnormale bloedingen en beroerte veroorzaken. Emotionele en psychiatrische bijwerkingen zijn onder meer depersonalisatie, derealisatie, verwarring, manie, en psychose.  Bij tieners en volwassenen komt seksuele disfunctie vaak voor, en een aanzienlijk percentage kan een ernstige innerlijke agitatie krijgen, acathisie genaamd, dat in verband wordt gebracht met een verhoogd risico op geweld en zelfmoord. Ontwenningsverschijnselen kunnen ernstig zijn. Langdurig gebruik kan leiden tot cognitieve achteruitgang en tot aanhoudende seksuele disfunctie, zelfs na het afkicken van het middel.

Lange-termijn uitkomsten

Meer inzicht in de invloed van antidepressivagebruik op lange termijn kan opgemaakt worden uit een historisch overzicht van de beschikbare wetenschappelijke literatuur. Hieruit blijkt dat het risico dat iemand chronisch depressief en functioneel belemmerd wordt, toeneemt bij langdurig antidepressivagebruik.

A. Het natuurlijk verloop van depressie

Vóór het wijdverbreide gebruik van antidepressiva vertelde het National Institute of Mental Health het publiek dat mensen regelmatig herstelden van een depressieve episode en vaak geen tweede episode meer doormaakten. Zoals Jonathan Cole van het NIMH in 1964 schreef: “Depressie is, over het geheel genomen, een van de psychiatrische aandoeningen met de beste prognose voor uiteindelijk herstel, met of zonder behandeling.” Zelfs in studies van gehospitaliseerde patiënten kon van 85% verwacht worden dat ze binnen een jaar (of zelfs sneller) zouden herstellen. De meeste depressieve episoden, verklaarde Dean Schuyler, hoofd van de depressie-afdeling van het NIMH, in 1974, “hebben hun beloop en zullen zonder specifieke interventie in vrijwel volledig herstel eindigen”.

B. Het chroniciteitsprobleem duikt op

Toen psychiaters hun depressieve patiënten eenmaal met antidepressiva begonnen te behandelen, merkten verschillende echter op dat veel van hun patiënten, zodra ze beter werden en ophielden met het innemen van de medicijnen, weer depressief werden. Hoewel de medicijnen mensen misschien op korte termijn hielpen, bleek het gebruik ervan een “chroniciteit” van de ziekte te veroorzaken.

01. Terugkerende vitale depressies. Van Scheyen, J. Psychiatrie, Neurologia, Neurochirugia 76 (1973):93-112.

Na literatuuronderzoek en een eigen studie concludeerde de Nederlandse onderzoeker J.D. Van Scheyen dat “meer systematische langdurige antidepressieve medicatie, met of zonder ECT, een paradoxaal effect heeft op het terugkerende karakter van de vitale depressies. Met andere woorden, deze therapeutische aanpak ging gepaard met een toename van de kans op terugval waarbij de cyclusduur tussen de depressieve episodes steeds korter werd”.

C. Onderzoekers melden dat terugval vaak voorkomt na blootstelling aan een antidepressivum

In de jaren ’70 en ’80 rapporteerden het NIMH en andere instanties, dat patiënten die aan antidepressiva waren onttrokken in hogere mate “terugvielen” dan in het pre-antidepressiva tijdperk. Recentere studies hebben aangetoond dat deze terugvalpercentages veel hoger zijn dan bij met placebo behandelde patiënten.

02. Een evaluatie van voortzettingstherapie met tricyclische antidepressiva bij depressieve ziekte. Mindham, R. Psychological Medicine 3 (1973):5-17.

Britse onderzoekers ontdekten dat 50% van de met medicijnen behandelde patiënten binnen zes maanden terugvielen.

03. Onderhoudstherapie met amitriptyline. Stein, M. American Journal of Psychiatry 137 (1980):370-1.

Onderzoekers van de Universiteit van Pennsylvania meldden dat 69% van de patiënten die van een antidepressivum waren onttrokken binnen zes maanden terugvielen. Er was “snelle klinische achteruitgang bij het merendeel van de patiënten”.

04. Medicamenteuze therapie ter voorkoming van recidieven bij unipolaire en bipolaire affectieve stoornissen. Prien, R. Archives of General Psychiatry 41 (1984):1096-1104.

Robert Prien van het NIMH meldde dat 71% van de depressieve patiënten binnen 18 maanden na het stoppen met medicijnen terugvielen.

05. Verloop van depressieve symptomen tijdens de follow-up. Shea, M. Archives of General Psychiatry 49 (1992):782-87.

In een 18 maanden durende NIMH studie die vier soorten behandeling (twee vormen van psychotherapie, een antidepressivum, en placebo) vergeleek, had de groep die aanvankelijk met het antidepressivum behandeld werd het laagste percentage “blijvend gezond” aan het eind van de studie.

06. Het staken van de behandeling met antidepressiva bij zware depressie. Viguera, A. Harvard Review of Psychiatry 5 (1998):293-305.

In een meta-analyse van de terugval-literatuur concludeerden onderzoekers van Harvard dat minstens 50% van de patiënten die met medicijnen stoppen binnen 14 maanden terugvallen.

D. Met medicatie kent depressie een chronisch verloop op lange termijn, zonder medicatie niet

In het tijdperk vóór de antidepressiva vonden epidemiologische studies dat patiënten regelmatig herstelden van een depressieve episode en vaak jarenlang goed bleven (of slechts één enkele episode van depressie doormaakten). Langdurige studies in de jaren ’90 en begin jaren ’00 bemerkten dat depressies met medicijnen een veel chronischer beloop hebben, waarbij slechts een klein percentage van de mensen een langdurige remissie beleeft. Daarentegen rapporteerde een studie van één jaar over niet-met-medicijn-behandelde depressies, uitgevoerd in de jaren ‘90, een herstelpercentage van 85%. Dit is vergelijkbaar met het herstelpercentage in het tijdperk van vóór de anti-antidepressiva.

07. Is onvolledig herstel van een eerste doorgemaakte episode van zware depressieve een voorbode van chronisch ziekteverloop? Judd, L. American Journal of Psychiatry 157 (2000):1501-4.

Tweederde van alle unipolaire depressieve patiënten reageert niet op een eerste behandeling met een antidepressivum of slechts gedeeltelijk én het gaat slecht met deze patiënten op de lange termijn. De, door het NIMH gefinancierde, onderzoekers meldden in deze studie dat “het behandelen (met antidepressiva) van een zware depressieve episode, waarbij geringe restverschijnselen aanwezig blijven, al de eerste stap lijkt te zijn naar een ernstiger, terugkerend en chronisch beloop, zelfs als het een eerste depressieve episode betreft.”

08. Klinische uitkomsten over één jaar van depressieve ambulante patiënten in de openbare sector. Rush, J. Biologische Psychiatrie 56 (2004):46-53.

Psychiaters van het Texas Southwestern Medical Center in Dallas merkten op dat de meeste klinische studies patiënten selecteren die naar verwachting het beste op een antidepressivum zullen reageren. In deze langlopende studie van “echte” patiënten bleef ongeveer 13% van de patiënten langere tijd beter. “Deze bevindingen onthullen opmerkelijk lage respons- en remissiepercentages,” concludeerden de onderzoekers.

09. Werkzaamheid en Effectiviteit van Antidepressiva. Pigott, H. Psychotherapie en psychosomatiek 79 (2010):267-279.

In een grote NIMH proef met 4.041 echte poliklinische patiënten, bekend als de STAR*D studie, waren slechts 108 patiënten blijvend hersteld gedurende de eenjarige follow-up. Dit is een herstelpercentage van 3%.

Grafiek laat uitslag van Star*D studie zien waarbij van 4041 patiënten er slechts 108 hersteld bleken.

10. Het natuurlijk verloop van zware depressie bij afwezigheid van somatische therapie. Posternak, M. Journal of Nervous and Mental Disease 194 (2006):324-9.

In een NIMH studie over “onbehandelde depressie” herstelde 23% van de medicijnvrije patiënten binnen een maand; 67% binnen zes maanden; en 85% binnen een jaar. “Als maar liefst 85% van depressieve personen zonder somatische behandeling spontaan binnen een jaar herstelt, dan zou het voor welke interventie dan ook uiterst moeilijk zijn om een beter resultaat te behalen” schreven de onderzoekers.

Tabel laat herstel van 85 procent zien bij behandeling zonder medicatie.

E. Onderzoekers geven een biologische verklaring waarom medicijnen de resultaten op lange termijn kunnen verslechteren

In de jaren ‘90 en het begin van de jaren ‘00 schreef een Italiaanse psychiater, Giovanni Fava, artikelen over hoe bleek dat antidepressiva de kans verhoogden dat iemand die aan een depressieve episode leed chronisch ziek zou worden. Hij en anderen stelden de hypothese dat antidepressiva een “oppositionele tolerantie” opwekten, die kon leiden tot een chronische depressieve toestand die tardieve dysforie genoemd wordt.

11. Verhogen antidepressiva en anti-angstmiddelen de chroniciteit bij affectieve stoornissen? Fava, G. Psychotherapie en psychosomatiek 61 (1994):125-31.

“De tijd is gekomen om te debatteren over, en onderzoek in te stellen naar, de waarschijnlijkheid dat psychotrope middelen in feite, althans in sommige gevallen, de progressie verergeren van de ziekte die ze verondersteld worden te behandelen” schreef Fava in dit artikel.

12. Instandhouding, depressie, overgevoeligheid door antidepressiva en de misleide experts. Fava, G. Psychotherapie en psychosomatiek 64 (1995):57-61.

Antidepressiva bij depressie kunnen op korte termijn heilzaam zijn, maar op lange termijn de progressie van de ziekte verergeren, doordat ze de biochemische kwetsbaarheid van de patiënt voor depressie vergroot.

13. Risico’s en implicaties van het onderbreken van de onderhoudsbehandeling met psychotrope geneesmiddelen. Baldessarini, R. Psychotherapie en psychosomatiek 63 (1995):137-41.

Harvard psychiater Ross Baldessarini schrijft: Fava’s “vraag en de verschillende daarmee samenhangende zaken … zijn niet prettig om over na te denken, maar vragen direct om onbevangen en serieuze, klinische en wetenschappelijke aandacht.”

14. Mogelijke sensibiliserende effecten van antidepressiva op depressie. Fava, G. CNS Drugs 12 (1999):247-56.

Gebruik van antidepressiva kan de ziekte verergeren tot een kwaadaardiger en niet op behandeling reagerend verloop.

15. Kan langdurig gebruik van antidepressiva depressie opwekken? El-Mallakh, R. Tijdschrift voor Klinische Psychiatrie 60 (1999):263.

“Langdurig gebruik van antidepressiva kan depressie-opwekkend zijn … het is mogelijk dat antidepressiva de vaste verbindingen van neuronale synapsen veranderen (waardoor) antidepressiva niet alleen ineffectief worden, maar ook een blijvende depressieve toestand van onderprikkeling opwekken.”

16. Kan langdurige behandeling met antidepressiva het verloop van depressie verergeren? Fava, G.

Tijdschrift voor Klinische Psychiatrie 64 (2003):123-33. Om met de verstoring van de neurotransmitteractiviteit door antidepressivagebruik om te gaan, ondergaan de hersenen compenserende aanpassingen. “Wanneer de medicamenteuze behandeling eindigt, kunnen deze (compenserende) processen ongestoord hun werk doen, met als gevolg dat ontwenningsverschijnselen ontwikkelen en een verhoogde kwetsbaarheid voor terugval ontstaat” aldus Fava.

17. Tardieve dysforie: De rol van langdurig gebruik van antidepressiva bij het opwekken van chronische depressie. El-Mallakh, R. Medical Hypotheses 76 (2011):769-773.

Antidepressiva “kunnen processen opwekken die het tegengestelde zijn van wat het medicijn oorspronkelijk teweegbracht” en dit kan “een verergering van de ziekte veroorzaken die nog een tijd doorgaat na het staken van de medicatie en mogelijk onomkeerbaar is.” De onderzoeker schrijft: “Er wordt gesteld dat een chronische en behandelingsresistente depressieve toestand optreedt bij personen die langdurig blootgesteld worden aan krachtige SSRI’s. Vanwege de vertraging in het ontstaan van deze chronische depressieve toestand wordt ze aangeduid als tardieve dysforie.”

F. Medicijnvrije vs. medicamenteuze behandeling van depressie

In de afgelopen 25 jaar hebben onderzoekers in Europa, Canada en de Verenigde Staten een reeks praktijkstudies uitgevoerd die regelmatig aantoonden dat patiënten met medicatie op de lange duur grotere kans hebben op depressief en functionele belemmering.

18. Kenmerken en betekenis van onbehandelde zware depressieve stoornis. Coryell, W. American Journal of Psychiatry 152 (1995):1124-9.

Door het NIMH gefinancierde onderzoekers volgden de resultaten van depressieve mensen met en zonder medicatie over een periode van zes jaar. Degenen die “behandeld” werden voor de ziekte hadden driemaal meer kans dan de onbehandelde groep op “beëindiging van hun voornaamste sociale bezigheid” en bijna zeven keer meer kans om “arbeidsongeschikt” te worden. De NIMH onderzoekers schreven: “De hier beschreven onbehandelde personen hadden een milder en korter ziekteverloop (dan degenen die wel behandeld werden), en vertoonden, ondanks het uitblijven van behandeling, op de lange termijn geen significante veranderingen in hun sociaaleconomische status.”

Deze grafiek toont dat degenen die

19. Uitkomsten van angst- en depressieve stoornissen in de eerstelijnszorg. Ronalds, C. British Journal of Psychiatry 171 (1997):427-3.

In een Brits onderzoek bij 148 depressieve patiënten zag de groep die nooit medicijnen kreeg hun symptomen in zes maanden met 62% afnemen, terwijl de met medicijnen behandelde patiënten slechts een vermindering van 33% van hun symptomen ondervonden.

20. De effecten van opsporing en behandeling op het resultaat van zware depressie in de eerstelijnszorg. Goldberg, D. British Journal of General Practice 48 (1998):1840-4.

In een WHO onderzoek onder depressieve patiënten in 15 steden over de hele wereld, bedoeld om de verdiensten van screening op de stoornis te beoordelen, bleek dat, aan het eind van een jaar, degenen die niet aan psychotrope medicijnen waren blootgesteld een veel betere “algemene gezondheid” hadden. Hun depressieve symptomen waren veel milder. Tevens waren ze minder vaak nog steeds “geestesziek”.

Grafiek waarin gediagnostiseerd en antidepressiva wordt afgezet tegen gediagnostiseerd en geen antidepressiva. De laatste laat duidelijk meer herstel zien.

21. Behandeling van depressie in relatie tot terugval. Weel-Baumgarten, E. Tijdschrift voor Klinische Farmacie en Therapeutica 25 (2000):61-6.

In een terugblikkende studie van 10-jaar resultaten zagen Nederlandse onderzoekers dat 76% van degenen die niet behandeld werden met een antidepressivum herstelden en nooit meer terugvielen tegenover 50% van degenen die een antidepressivum voorgeschreven kregen.

De tabel laat een flink hoger herstelpercentage zien bij eerste episode behandeling van depressie zónder antidepressiva. Bij een derde episode is dit beeld omgekeerd.

22. Verband tussen antidepressivagebruik en duur van depressie-gerelateerde afwezigheid op het werk. Dewa, S. British Journal of Psychiatry 183 (2003):507-13.

Canadese onderzoekers identificeerden 1.281 mensen die tussen 1996 en 1998 kortdurend arbeidsongeschikt werden omdat ze tien opeenvolgende dagen werk misten wegens depressie. Degenen die geen recept voor een antidepressivum invulden keerden gemiddeld binnen 77 dagen terug op het werk, terwijl de groep die wel medicatie kreeg er 105 dagen over deed om weer aan het werk te komen. Slechts 9% van de niet-gemedicineerde groep ging over tot langdurige arbeidsongeschiktheid, tegenover 19% van degenen die een antidepressivum gebruikten.

Deze tabel laat sneller en langduriger herstel zien indien geen medicatie gebruikt wordt als behandeling voor depressie.

23. Het effect van een behandeling met antidepressiva op de volksgezondheid. Patten, S. Population Health Metrics 2 (2004):9-16.

In een vijfjarig onderzoek onder 9.508 depressieve patiënten in Canada waren de patiënten met medicatie gemiddeld 19 weken per jaar depressief tegenover 11 weken voor degenen die de medicijnen niet gebruikten. De Canadese onderzoekers concludeerden dat hun vondsten overeenkwamen met Giovanni Fava’s stelling dat “behandeling met antidepressiva kan leiden tot een verslechtering van het lange-termijn beloop van stemmingsstoornissen.”

Tabel laat resultaat vijfjarig onderzoek onder 9.508 depressieve patiënten in Canada waren de patiënten met medicatie gemiddeld 19 weken per jaar depressief tegenover 11 weken voor degenen die de medicijnen niet gebruikten zien in grafiek.

24. Voortgezet en onderhoudsgebruik van antidepressiva bij terugkerende depressies. Bockting, C. Psychotherapie en psychosomatiek 77 (2008):17-26.

Onderzoekers in Nederland volgden 172 patiënten gedurende twee jaar nadat hun depressie aanvankelijk in remissie was gegaan. Ze ontdekten dat tijdens deze follow-up het terugvalpercentage 60% was voor degenen die voortdurend een antidepressivum gebruikten, 64% voor degenen die met tussenpozen een antidepressivum gebruikten en 26% voor degenen die helemaal geen antidepressivum gebruikten.

25. Invloed van de duur van de behandeling met antidepressiva op het risico van herhalende series antidepressivagebruik. Verdoux, H. Pharmopsychiatry 44 (2011):96-101.

Franse onderzoekers ontdekten, in een studie van 35.000 patiënten met een eerste episode, dat hoe langer patiënten voor stopzetting met een antidepressivum behandeld werden, hoe hoger de kans op terugval. Wie langer dan zes maanden aan een antidepressivum was blootgesteld, had meer dan twee keer zoveel kans op terugval dan wie minder dan een maand was blootgesteld.

26. Blue again: Verstorende effecten van Antidepressiva suggereren relatie “Monoaminergic Homeostasis” bij zware Depressie. Andrews, P. Frontiers in Psychology 2 (2011):159.

In een meta-analyse van 46 studies vonden de onderzoekers dat het terugvalpercentage bij placebo responders tijdens een follow-up periode 25% was. Dit in vergelijking tot 45% bij medicijn responders bij wie daarna medicatie werd stopgezet.

27. Slechtere resultaten op lange termijn bij personen met een depressieve stoornis die met medicijnen behandeld worden. Vittengl, J. Psychotherapie en psychosomatiek 86 (2017):302-304.

Een analyse van de uitkomsten van 3.294 mensen, bij wie een depressie werd vastgesteld en die negen jaar lang werden gevolgd, bracht aan het licht dat degenen die in die periode antidepressiva gebruikten aan het eind van negen jaar ernstiger symptomen hadden dan degenen die zulke medicijnen niet gebruikten. Het verschil in uitkomsten kon niet verklaard worden door een verschil in aanvankelijke ernst van de depressie.

28. Antidepressivagebruik leidt tot een slechtere lange-termijn uitkomst bij depressie: Resultaten van een prospectieve gemeenschapscohortstudie over 30 jaar. Hengartner, M. Psychotherapie en psychosomatiek 28 (2018):181-183.

Een prospectieve studie van 521 depressieve patiënten in Zwitserland, die gevolgd werden vanaf hun 20ste tot hun 50ste jaar, vond dat het gebruik van een antidepressivum op een bepaald moment in die periode geassocieerd was met slechtere uitkomsten aan het einde van de studie, zelfs na controle van aanvankelijke symptomen en andere factoren.

29. Antidepressivagebruik tijdens acute opname is geassocieerd met een verhoogd risico op psychiatrische heropname gedurende een follow-up van 12 maanden na het ontslag. Hengartner M. Frontiers in Psychiatry 10 (2019):79.

In een studie van 90 psychiatrische patiënten, uit twee psychiatrische ziekenhuizen ontslagen, ontdekten Zwitserse onderzoekers dat degenen die tijdens hun verblijf in het ziekenhuis met een antidepressivum werden behandeld meer dan driemaal zoveel kans hadden om in de volgende 12 maanden opnieuw te worden opgenomen dan degenen die niet met een antidepressivum werden behandeld. Bij het begin van de studie werden de groepen antidepressivagebruikers en niet-gebruikers “in paren ingedeeld” op allerlei klinische uitkomsten, waaronder ernst van de ziekte, functionele achterstand, en psychosociale stoornissen, een opzet die bedoeld was om de effecten van het antidepressivagebruik te isoleren.

30. Eerdere behandeling met antidepressiva voorspellen een groter risico op depressieve terugval tijdens antidepressieve onderhoudsbehandeling. Amsterdam, J. J of Clinical Psychopharmacology 39 (2019):344-350.

Een studie van 148 mensen met de diagnose bipolair II die hersteld waren van een depressieve episode stelde vast dat de “grootste voorspeller voor terugval” gedurende de daarop volgende 50 weken was of ze een antidepressivum hadden genomen vóór ze aan deze studie deelnamen. Degenen die een antidepressivum hadden genomen hadden bijna driemaal meer kans op een terugval.

G. Arbeidsongeschiktheid in het tijdperk van Prozac

In de Verenigde Staten, en andere landen waar het gebruik van antidepressiva gemeengoed is geworden, is het aantal volwassenen dat arbeidsongeschikt wordt wegens stemmingsstoornissen in gelijke tred toegenomen met het gebruik van antidepressiva.

Verenigde staten stemmingswisselingen gerelateerd aan antidepressivagebruik in laatste maand. De lijnen laten globaal hetzelfde patroon zien.
De grafiek laat twee oplopende lijnen zien die redelijk gelijk opgaan.
In deze grafiek loopt het aantal mentale zieken van 2008-2010 sterker omhoog dan het aantal antidepressivagebruikers. Beide grafieken tonen een algeheel stijgende lijn.
In Denemarken loopt het antidepressivagebruik in 2000-2010 gestaag omhoog. Al laat de grafiek met het aantal arbeidsongeschikten door mentale ziekte een wat grilliger verloop zien.

Samenvatting van het bewijsmateriaal op lange termijn

De wetenschappelijke literatuur vertelt een verhaal dat zich uitstrekt over een periode van vijftig jaar. Bij de introductie van antidepressiva maakten tenminste enkele psychiaters zich zorgen dat medicamenteuze behandeling tot een chronische verloop van de stoornis leidt. In de volgende twee decennia ontdekten onderzoekers dat patiënten die met antidepressiva behandeld werden vaker terugvielen dan voorheen. Studies in de jaren ‘90 en begin 2000 bevestigden inderdaad dat de meerderheid van de depressieve patiënten geen duurzaam herstel bereikte. Depressies met medicijnen behandeld, blijken een chronischer beloop te hebben dan in het tijdperk vóór de antidepressiva. Talrijke studies sinds 1995 vertellen hoe patiënten die met antidepressiva behandeld worden meer kans hebben om gedurende langere tijd symptomatisch te blijven, dan medicijnvrije patiënten. Studies bevestigen dat iemand die aan een episode van depressie lijdt behandeld met antidepressiva een vergrote kans heeft om hierdoor arbeidsongeschikt te worden. Land na land is het toegenomen voorschrijven van antidepressiva gepaard gegaan met een toename van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van stemmingsstoornissen.

***Origineel artikel gepubliceerd op Mad in America. Vertaald door MitN***

Engelstalige bronnen op Mad in America over antidepressiva: