Je eigen weg vinden in afbouw psychofarmaca

Twee bomen groeien naar elkaar toe en overbruggen de kloof

Artsen hebben geleerd om psychiatrische medicatie voor te schrijven. Vaak geldt dat niet voor de afbouw ervan. Ook bij de verschillende ontwenningsverschijnselen wordt niet altijd de juiste erkenning en begeleiding gegeven waardoor een patiënt noodgedwongen zelf een weg erin moet zoeken.

Nederlandse samenvatting van: Finding One’s Way Through Withdrawal door Jennifer Honig – 10 januari 2021

Ontwenning van welke psychiatrische medicatie dan ook, kan meevallen, schrijnend zijn of iets ertussenin. Waar voorschrijvers te vaak schitterden door afwezigheid in de discussie rondom ontwenning, is deze verlegt naar online-gemeenschappen; helaas grotendeels gescheiden van het erkende psychiatrische vakgebied. De rijkdom aan ervaring en kennis die daar beschikbaar is, heeft hierdoor onvoldoende invloed op het werkveld. Voorschrijvers, die hun patiënten niet volgen bij het afkicken van medicatie, missen hierdoor de kans om te leren van ervaringen van hun patiënten. Zo wordt de kans om elkaar te informeren en versterken gemist. Conventionele zorgverleners hebben hierdoor niet altijd duidelijk hoeveel mensen geïnteresseerd zijn in afbouwen, hoe ze die kunnen helpen bij het afkicken en hoe moeilijk het proces kan zijn Op forums gemelde afbouwmoeilijkheden horen meegenomen te worden in de afweging of überhaupt gestart moet worden met psychofarmaca. Het kan bijdragen aan betere gesprekken voor geïnformeerde toestemming (informed concent) met patiënten die het starten van psychofarmaca overwegen.

Terugtrekking: een dringend probleem

In 2018 werd één op de vijf volwassenen in de VS behandeld met psychiatrische medicijnen. Tijdens de COVID-19 pandemie, is zelfs het aantal psychiatrische diagnoses en de hoeveelheid voorgeschreven psychofarmaca nog toegenomen.

(Aanvulling MitN: Cijfers inzake het medicijngebruik in Nederland zijn hier vindbaar (bron: RIVM)).

Er zijn geen solide gegevens over hoeveel mensen hebben nagedacht over terugtrekking en hoeveel dit hebben aangekaart bij hun voorschrijver. Bevestiging van de behoefte is wel vindbaar in onderzoeken. Ook het groot aantal mensen dat online hulp zoekt en het enorme scala aan genoemde afbouwargumenten, onderschrijft dit.

Bekende redenen om psychofarmaca af te bouwen:

  • bijwerkingen, waaronder gewichtstoename en seksuele disfunctie;
  • bezorgdheid over gebruik psychofarmaca tijdens zwangerschap;
  • het gevoel emotieloos te zijn;
  • bezorgdheid over de langetermijneffecten van psychofarmaca;
  • verlangen naar omafhankelijkheid van pillen;
  • het ontbreken van een (goede) behandelrelatie;
  • substance use disorder;
  • negatieve gevoelens hebben over de medicatie;
  • overtuiging voelen dat er geen mentale reden (meer) is die verdere behandeling met medicatie vereist.

Mogelijke uitdagingen bij afkicken psychofarmaca; talrijk en ernstig

Een groot percentage van de mensen die psychiatrische medicatie (proberen) afbouwen, krijgt te maken met ontwenningsverschijnselen. Recente gegevens onthullen zowel de grote mate waarin het voorkomt als de aard van dergelijke symptomen. In haar stuk haalt de schrijfster een aantal onderzoeken aan die dit bevestigen.

Adele Framer, de oprichtster van het online forum Surviving Antidepressants, merkte onlangs op: «Iedereen die voor enige tijd psychiatrische medicatie gebruikt, loopt risico op het ontwenningssyndroom.»

De formele vastlegging van ontwenningsverschijnselen per psychiatrisch-medicijnsoort, is onvolledig. De onttrekkingsverschijnselen zijn onvoldoende onderzocht. Desalniettemin is een duizelingwekkend scala aan symptomen in verband gebracht met bepaalde soorten psychofarmaca. Zo kan het afkicken van antidepressiva klachten veroorzaken als: angst, irritatie, agitatie, dysforie (somberheid, angstig en geprikkeld voelen), slapeloosheid, vermoeidheid, beven, zweten, schokken in hoofd (brain zaps), paresthesie (intens tintelen, jeuken, branden of juist gevoelloosheid van huid), duizeligheid, misselijkheid, overgeven, verwarring en verminderde concentratie. Bij ontwenning van benzodiazepinen worden bijvoorbeeld genoemd: oorsuizingen, gevoelloosheid in de ledematen, spiertrekkingen en prikkelbare darmsyndroom.

Uit onderzoek van James Davies en John Read (2019) bleek dat ontwenning van antidepressiva in 46% van de gevallen ernstige gevolgen had, waarbij een gewogen gemiddelde (56%) als maatstaf werd gebruikt. Fiammeta Cosci en Guy Chouinard (2020) waarschuwden voor aanhoudende post-ontwenningsstoornissen; langdurige, ernstige en mogelijk onomkeerbare symptomen die ná ontwenning van SSRI’s, SNRI’s en antipsychotica ontstaan. Peter Groot en Jim van Os (2020) benadrukken dat (te) heftige ontwenningseffecten vaak de reden zijn waardoor patiënten afhaken wanneer ze proberen te stoppen met het slikken van psychiatrische medicijnen.

Waarom is afbouwen zo moeilijk?

Aanpassingen van de hersenen op verschillende psychiatrische medicijnen verklaren waarom ontwenning zo’n probleem kan zijn. In zijn boek “Anatomy of an Epidemic”, licht Robert Whitaker dit toe’ en in het originele artikel wordt hier nader op ingegaan.

(Aanvulling MitN: Zie ook op Mad in the Netherlands het kopje “werking pscyhofarmaca”). Samengevat verandert door het nemen van psychofarmaca de werking van de hersenen omdat het “herstellend vermogen” van het lichaam het effect van de medicatie tegengaat. Problemen ontstaan wanneer het medicijn wordt gestaakt. Met de nieuwe, abnormale neurale werking die eigen geworden is, kunnen de hersenen niet zomaar terugschakelen naar hun oorspronkelijke mechanisme als adequate reactie op het stoppen. Ondanks het groeiende inzicht in de wetenschap achter ontwenningsverschijnselen, wordt dit door het gros van de medische gemeenschap (nog) niet (voldoende) erkend.

Hoor de patiënt!

Remming om afbouwwens bespreekbaar maken

Om verschillende redenen kan het gebeuren dat mensen geen hulp krijgen van hun voorschrijver bij het overwegen of daadwerkelijk afbouwen van psychiatrische medicatie. Het kan zijn dat de voorschrijver de afbouwwens niet steunt. De arts kan bijvoorbeeld van mening zijn dat de persoon een stoornis heeft die voortdurende behandeling met medicatie vereist of denkt dat het staken van de medicatie nieuwe problemen zal opleveren.

Patiënten kunnen afzien van het bespreekbaar maken van de stakingswens uit angst dat een arts dwang zal inzetten om medicatietrouw af te dwingen.

Voorschrijvers missen kennis over ontwenning

Wanneer voorschrijvers wél bereid zijn om samen te werken aan het afbouwplan met hun patiënt, ontbreekt het velen aan de deskundigheid om hun patiënten te helpen. In de V.S. worden bijna vier op de vijf recepten voor psychotrope medicatie uitgeschreven door artsen die geen psychiater zijn. Dit is onthutsend omdat deze artsen noch de expertise in psychiatrische medicatie hebben, noch de tijd om zorgvuldig toezicht te houden op de afbouw.

Maar het is ook niet vanzelfsprekend dat psychiaters wel goed op de hoogte zijn hoe ze kunnen helpen te stoppen met psychofarmaca. Hierbij verwijst de schrijver naar een onderzoek aan uit 1997 (niet recent maar wel illustratief). Adele Framer beschrijft (dit bevestigend) hoe ze meer dan vijftig psychiaters bezocht in ‘n poging er één te vinden die kennis had van afkicken van antidepressiva.

Omdat voorschrijvers hun patiënten in veel gevallen niet adviseren tijdens de ontwenning, doen zij geen ervaringskennis op over de ontwenningseffecten en voeden zij zichzelf niet op door praktijkkennis. Dat draagt bij aan een ander probleem. Zoals psychiater Grace E. Jackson opmerkt in Rethinking Psychiatric Drugs: A Guide for Informed Consent: «Gevoed door een vast dieet van leeg en gemakkelijk bewijsmateriaal, zijn veel artsen zichzelf onbewust van de signalen voor hun professionele ondervoeding.»

Onvoldoende aandacht

In de opleiding tot psychiater is onvoldoende aandacht voor de afbouw van psychiatrische medicijnen. Psychiater Mark Horowitz merkte in 2019 op: «Ik had nog nooit gehoord van ontwenningsverschijnselen van antidepressiva, niet op de medische faculteit en niet in mijn opleiding tot psychiater.» Ook psychiater Vivek Datta, was tamelijk uitgesproken, verwijzend naar zijn opleiding: «Wat we nìet leren is hoe te stoppen met deze psychofarmaca.»

Medicijnfabrikanten en de Amerikaanse overheid hebben eveneens geen consistente geschiedenis in het verstrekken van accurate informatie aan psychiaters over ontwenning. Zoals verslaggevers in de New York Times opmerkten: «Ontwenning is nooit een aandachtspunt geweest van medicijnfabrikanten of overheid, die vonden dat antidepressiva niet verslavend konden zijn en veel meer goed dan kwaad deden. »

De vakliteratuur vult de leemte in de kennis over ontwenning niet op. Rachel Aviv rapporteerde over de discrepantie tussen de belangrijke informatie die beschikbaar is over ontwenningservaringen en de beperkte gepubliceerde documentatie daarvan. Het interview met Giovanni Fava, een gerenommeerde professor in de psychiatrie die langetermijnstudies uitvoerde naar de ontwenning van antidepressiva, geeft inzicht.

Langzaamaan verschijnt er meer relevante literatuur over ontwenning, maar voorschrijvers moeten het ook lézen. Framer zei onlangs: «Er zijn honderden artikelen over het afkicken van antidepressiva, maar de meeste clinici, behandelaars, en zeker uw huisarts, lezen die artikelen niet.» Eén verklaring, suggereert professor Christopher Lane, is dat onttrekkingsonderzoek verloren gaat in een zee van artikelen die vooral over de werkzaamheid van medicijnen gaan.

Eén toonaangevend tijdschrift onderstreepte dat er nauwelijks klinisch onderzoek is over afkicken van psychiatrische medicatie. Psychiatric Times schreef over het toenemend gebruik van online forums door patiënten om daarop hun medicatie en het afkicken ervan te bespreken. De boodschap die hieruit kan worden afgeleid, is dat artsen niet voorbereid zijn op het omgaan met ontwenningsstoornissen. Ze kunnen derhalve geen weloverwogen risicoafweging maken voor de inzet psychofarmaca.

Groot en van Os, die hun ervaringen rondom “taperen” in Nederland beschreven, ontdekten dat de weerstand tegen het bespreken van het onderwerp ontwenning, zich uitstrekte over meerdere partijen in de behandelingsgemeenschap: «De afgelopen jaren was het voor ons moeilijk om de relevante partijen zoals onze zorgverzekeraars, de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, de huisartsenvereniging, de patiëntkoepel MIND, het Zorginstituut Nederland en zelfs het Ministerie van Volksgezondheid te informeren en over deze problematiek aan te spreken. In onze ogen ervoeren wij wat zovele patiënten al zovele jaren meemaakten toen zij probeerden hun ontwenningsproblemen bespreekbaar te maken. Theorie, aannames en een enge interpretatie van de literatuur was wat telde.»

Farmaceutische bedrijven mis-informeren voorschrijvers

Nog verontrustender dan het gebrek aan informatie van voorschrijvers over ontwenning, is de verspreiding van onjuiste informatie hierover door farmaceutische bedrijven. Waarom dit vooral problematisch is, leggen Cohen en Recalt uit: «De farmaceutische industrie domineert het testen van psychiatrische medicatie door deze direct en indirect te financieren, terwijl zij ook de meeste distributiekanalen voor medicijninformatie controleert.»

Farmaceutische bedrijven hebben voorschrijvers misleid door hen aan te moedigen ontwenningsverschijnselen te interpreteren als tekenen van terugval – het opnieuw optreden van symptomen van de gediagnosticeerde geestelijke gezondheidstoestand – in plaats van als een reactie op het stoppen met de medicatie.

Bovendien wordt bij psychiaters (en patiënten) gepromoot om te geloven dat de gediagnosticeerde ziekte chronisch is en dat daarom levenslange medicatie noodzakelijk is, met als bewijs dat de afkickervaringen terugvallen zijn. De schrijfster haalt enkele uitspraken van psychiater Grace E. Jackson aan om deze stellingen te verduidelijken.

Voorschrijvers zijn medeplichtig aan dit systeem als ze hun patiënten niet zorgvuldig observeren. In plaats van ontwenningsverschijnselen te onderkennen, worden ze door voorschrijvers regelmatig onterecht aan de psychiatrische diagnose toegeschreven. Sommige voorschrijvers doen dit zelfs nog wanneer ze geconfronteerd worden met bizarre symptomen, zoals hersenverlammingen, die niets meer te maken hebben met de stoornis waarvoor de medicijnen werden voorgeschreven.

Samengevat verbergen farmaceutische bedrijven de ontwenningsverschijnselen van de medicijnen die zij verkopen en ontdekken voorschrijvers deze daardoor niet op of zoals Jackson het zegt: «Of het nu door onwetendheid is of door opzet, de geestelijke gezondheidszorg blijft grotendeels onwetend over deze tragedie die zij zelf heeft veroorzaakt.»

In 2019 analyseerden de onderzoekers Cohen en Recalt de verwarring tussen terugval en ontwenning in studies over meerdere klassen geneesmiddelen. Ze vonden deze alomtegenwoordige “onttrekkingsverwarring” in klinische studies gericht op terugvalpreventie.

Een deel van de reden voor deze verwarring is dat, ondanks uitgebreide studie naar terugval, er “weinig nieuwe onderzoeken waren in de laatste 30 jaar, die onderzochten of ontwenning zich kon uitten in terugvalsymptomen”. In terugvalstudies, wordt steeds teruggepakt op kennis uit verouderde onderzoeken.

Financiële redenen om patiënten aan psychofarmaca te houden

Er zijn ook economische drijfveren voor voorschrijvers om patiënten psychiatrische medicatie te blijven geven. Een voorschrijver die enkel vergoed wordt voor de tijd om voor te schrijven, heeft een financieel belang bij het kortweg voortzetten van de medicatie in plaats van zich tijdrovend verdiepen in een patiënt. Naarmate psychiaters zich meer op het eerste richten, wordt hun inkomen steeds meer gekoppeld aan het voorschrijven van medicijnen en de rol van farmaceuten steeds belangrijker. Dit alles gaat ten koste van de ontwikkeling van medicijnvrije behandelopties.

Een extremer voorbeeld van de invloed van geld in de psychiatrie is de lobby van farmaceutische bedrijven artsen verleiden om hun producten voor te schrijven.

Tot slot kan een voorschrijver een financieel risico lopen door het níet voorschrijven van medicatie aan een patiënt. Als de voorschrijver denkt dat de mentale toestand van een patiënt zónder medicatie, kan leiden tot terugval, ziekenhuisopname, dakloosheid of geweld, zou dit bij negeren kunnen leiden tot een financiële boete of het anderszins aansprakelijk stellen van de arts. Dat maakt de voorschrijver (te) voorzichtig.

In het originele artikel zijn genoemde economische factoren uitgediept.

Evidence-based?

Te veel vertrouwen op evidence-based medicine maakt blind voor ontwenningservaringen zélfs waar beloofde voordelen van psychofarmaca uitblijven.

David Healy beschreef The Creation of Psychopharmacology  «Ooit was de psycho-farmaceutische literatuur gebaseerd op de autoriteit van clinici die uit de eerste hand wisten wát ze beschreven.»

Geleidelijk aan gingen artsen voor hun opleiding meer vertrouwen op evidence-based geneeskunde dan op directe praktische waarneming. Aangezien er geen alternatieve bron van goed vastgelegde patiëntengegevens was, was het enigszins logisch om op dergelijke proeven te vertrouwen. Maar terwijl voorstanders van op bewijs gebaseerde geneeskunde gerandomiseerde, placebogecontroleerde klinische proeven (RCT’s) aanprezen, zijn dergelijke proeven niet vrij van de problemen die ze juist moesten oplossen.

Het onvermogen van RCT’s om aan vooroordelen te ontsnappen is een terugkerend thema. Een studie naar meest geciteerde RTC’s in vaktijdschriften uit 2018 toonde aan dat ze om uiteenlopende redenen vertekende resultaten opleverden. De auteur stelde: «RCT’s hebben te maken met een reeks sterke aannames, vertekeningen en beperkingen die nog niet allemaal even grondig in de literatuur zijn besproken. Deze studie beoordeelt de 10 meest geciteerde RCT’s wereldwijd en toont aan dat deze testen onvermijdelijk vooringenomenheid opleveren. Proeven omvatten complexe processen – van randomiseren, blindering en controle, tot het uitvoeren van behandelingen, het monitoren van deelnemers enz. – die veel beslissingen en stappen op verschillende niveaus vereisen die hun eigen veronderstellingen en mate van sturing in de resultaten brengen.»

In een andere analyse van RCT’s uit 2018 betwistten onderzoekers (die zichzelf omschreven als niet tegen RCT’s, enkel tegen het magisch denken erover) het vertrouwen op RCT’s als een bron van onbevooroordeeld bewijs. Ze concludeerden: «Afhankelijk van wat we willen ontdekken, waarom we het willen ontdekken en wat we al weten, zullen er vaak betere onderzoeksmogelijkheden zijn. Voor een groot aantal vragen waarbij RCT’s kunnen helpen, moet veel ander werk – empirisch, theoretisch en conceptueel – worden gedaan om de resultaten van een RCT bruikbaar te maken.»

En in 2020 maakten Cohen en Recalt specifiek op ontwenningsonderzoek gericht een uitgebreide lijst van potentiële vooroordelen in farmacologische RCT’s. Ze schreven: «Bijna in elk ontwerp van conventionele psychofarmacologische RCT’s is al vroeg een strategie ingebouwd die het geteste middel bevoordeelt.» Deze onderzoekers juichen recente stappen, om het gebruik van RCT’s opnieuw te evalueren, toe.

Groot en van Os stellen eveneens het gebruik van RCT’s in de onderzoeken naar ontwenning ter discussie. Zij noemen een reeks problemen, waaronder beperkte gegevens uit originele studies (in tegenstelling tot reviews van studies), gebrek aan aandacht voor polyfarmacie, en gebrek aan toepassing van informatie voor kwetsbare patiëntengroepen.

Zoals Jackson het eens stelde: «Het doel van evidence-based geneeskunde is om verschillen tussen individuen te verdoezelen, terwijl het rekening houden met de individualiteit van patiënten (en behandelaars) van vitaal belang is voor genezing.»

Het huidige vertrouwen in “evidence-based” heeft ertoe geleid dat artsen de voorkeur geven aan behandelingen die door klinisch onderzoek worden ondersteund boven behandelingen die dat niet doen. Jackson stelt dat dit andere vormen van kennis degradeert, zoals de waarden van patiënten én artsen, theorie en directe observatie.

Het meest recente onderzoek naar ontwenning weerspiegelt Jacksons bezorgdheid over het feit dat RCT’s er niet in slagen de individuele ervaring van patiënten vast te leggen. Cohen en Recalt stellen over het dempen van de stem van de patiënt in RCT’s: «Hoewel er metingen bestaan van ‘door de patiënt gerapporteerde uitkomsten’, worden deze nog niet prominent opgenomen als primaire uitkomsten in psychofarmacologische RCT’s.»

Groot en van Os sluiten zich daarbij aan en gaan nog verder. Zij vinden dat niet alleen de uitkomsten van patiënten in het ontwenningsproces moeten worden meegenomen, maar ook hun ideeën en initiatieven met betrekking tot dat proces, moeten worden omarmd.

De verschuiving van het verwerven van kennis uit praktische ervaring (empirisch) naar het verwerven van kennis uit evidence-based studies, berokkent nog schade; het verzwakt de wederzijdse open houding in de relatie tussen voorschrijver en patiënt die noodzakelijk is om goed inzicht in de effecten van ontwenning te krijgen.

Ontwenningservaringen en kritiek op de traditionele psychiatrie

Voorschrijvers van psychofarmaca moeten leren over ontwenning. Het zal hun hele beroepsuitoefening beïnvloeden en er hopelijk toe leiden dat voorschrijvers voorzichtiger zullen zijn bij het overwegen van een chemische behandeling. Als ze dat doen, zullen voorschrijvers hopelijk inzien dat ontwenningsverhalen niet alleen de bestaande kritiek op het medische model van de psychiatrie versterken, maar ook nieuwe vragen oproepen over de verdiensten van het voorschrijven van psychiatrische medicatie.

In goed gedocumenteerde literatuur stellen Grace E. Jackson, Stuart Kirk, Tomi Gomery & David Cohen , Peter Breggin, Robert Whitaker, en vele anderen met hen, het gebruik van psychiatrische medicatie als behandeling voor geestelijke gezondheidsproblemen ter discussie. Deze critici plaatsen vraagtekens bij vrijwel alle aspecten van het psychofarmacologisch behandelen, waaronder het creëren van diagnostische categorieën en het gebruik ervan, het ontwikkelen, testen en goedkeuren van medicijnen, het voorschrijven en bewaken van deze medicijnen en het gebrek aan aandacht voor effectieve alternatieven.

Kortweg stelt kritiek op traditionele psychiatrie dat:

  • Psychiatrische diagnoses menselijke creaties zijn weggezet als biologische wetenschap.
  • Medicijnproeven vaak uitgevoerd worden door degenen die zelf baat heeft bij een bepaalde uitkomst ervan.
  • Bij deze proeven de werkzaamheid meestal niet langer dan één tot drie maanden wordt nagegaan.
  • Onderzoeksresultaten soms worden verdraaid om de medicijnen doeltreffender te laten lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
  • Succesvolle proeven wel worden gepubliceerd en onsuccesvolle niet.
  • Geneesmiddelenproducenten een grote rol spelen in de verhulling van ongunstige gegevens.
  • Medicijnproducenten met de betere verkooptechnieken het voorschrijfgedrag van professionals beïnvloeden.
  • Hoewel psychoactieve medicijnen worden aangeprezen als remedies tegen “chemische onbalans” in de hersenen, deze onbalans nooit is vastgesteld.
  • Patiënten vaak veel langer aan medicatie blijven dan oorspronkelijk de bedoeling was.
  • Regelmatig psychofarmaca niet doeltreffender zijn dan placebo’s geweest zouden zijn en dat de voordelen die patiënten ervaren direct gevolg zijn van een placebo-effect maar niet als zodanig benoemd worden.
  • Psychotherapie effectiever kan zijn dan medicatie maar niet primair wordt ingezet.
  • Patiënten met een alternatieve vorm van behandeling zónder medicatie geregeld betere resultaten behalen dan met datzelfde alternatief mét medicatie.
  • Sociale steun en activiteiten de sleutel tot herstelbevordering kunnen zijn en dit onderbelicht blijft.
  • Medicijnen hun werkzaamheid kunnen verliezen en na verloop van tijd juist schadelijk blijken voor iemands geestelijke gezondheid.
  • De bijwerkingen van psychiatrische medicijnen ernstig kunnen zijn en na verloop van tijd verergeren.
  • Bijwerkingen zoals seksuele disfunctie de oorspronkelijke geestelijke gezondheidsproblemen juist nog kunnen verergeren.

Hervormers van de conventionele psychiatrie zouden naast deze argumenten als reden om te vernieuwen, ook de afbouwproblematiek rond psychofarmaca aan kunnen voeren als veranderargument.

Wensen ten aanzien van afbouwproblematiek:

  • Het maken van duidelijke richtlijnen voor voorschrijvers om te beoordelen wanneer patiënten van de medicatie kunnen (of moeten) en hoe patiënten daarbij te helpen.
  • Verbetering van het gebrek aan richting om te bepalen welke maatregelen moeten worden genomen als zich in een individueel geval een bijwerking van een geneesmiddel voordoet.
  • Melding bijwerkingen stimuleren; veel artsen melden bijwerkingen die zij waarnemen niet aan de autoriteiten, hetgeen bijdraagt aan een ontoereikende beeld van het effect van een middel.
  • Zolang er gebrek aan begeleiding en/of stimulans blijft, houden voorschrijvers makkelijker hun patiënten ten onrechte maanden- of jarenlang aan de medicatie zonder dat er veel onderzoek of rechtvaardiging voor is. Actie is vereist.
  • Farmaceutische bedrijven moedigen voorschrijvers aan te geloven dat ontwenningsverschijnselen tekenen van terugval zijn en gebruiken deze theorie om langdurig voorschrijven van medicatie aan te moedigen. Onafhankelijke voorlichting is noodzakelijk.
  • Veel patiënten spenderen maanden of jaren aan afkicken van psychiatrische medicijnen en sommigen slagen daar nooit in. Voorschrijven mag derhalve in aanvang niet te makkelijk gaan.
  • Alle soorten psychofarmaca veroorzaken ontwenningssymptomen bij een hoog percentage van de patiënten, waarvan sommige ernstig en langdurig zijn, zelfs nadat de medicatie is gestopt. Kennisopbouw hierover is belangrijk voor (h)erkenning van de slachtoffers.
  • Op een paar opmerkelijke uitzonderingen na (b.v. Paxil en benzodiazepinen) hebben de keurende overheidsinstanties zelden ingegrepen en van medicijnfabrikanten geëist te waarschuwen voor de risico’s van ontwenning van psychiatrische medicatie. Krachtiger ingrijpen zou helpen.

Ontwenningsverhalen van psychofarmaca in dit breder kader van kritiek op psychiatrie gezien, maakt de claim om actie legitiem. De noodzaak voor voorschrijvers om deze ervaringen te erkennen en ervan te leren wordt duidelijker. Startpunt hierbij is verdieping in aanwezige kennis op online-gemeenschappen; de plek waar de leegte wordt opgevuld die traditionele psychiatrie heeft achtergelaten.

In deel 2 van deze reeks bespreekt Jennifer Honig online-gemeenschappen en de diensten die zij leveren.

***Vertaalde samenvatting door MitN***

Mad in America presenteert blogs van een diverse groep schrijvers. Deze berichten zijn bedoeld als een openbaar forum voor discussie over de psychiatrie en haar behandelingen. De geuite meningen zijn die van de schrijvers zelf.

Vorig artikelFDA-studie benzo’s kunnen letsel veroorzaken
Volgend artikelKan Transcraniële Magnetische Stimulatie (TMS) kwaad?