Onderzoek onderstreept de moeilijkheid van ontwennen van antipsychotica

Man op achtergrond, medicatie op voorgrond.

In een nieuw artikel, gepubliceerd in Psychopharmacology, werd geconstateerd dat slapeloosheid, angst, depressie, beven, hoofdpijn en duizeligheid veelvoorkomende symptomen zijn bij het stoppen met antipsychotica. Het onderzoek, geleid door Wilhelm Storck van het Universiteitsziekenhuis van Toulouse, toont ook aan dat sommige antipsychotica meer in verband worden gebracht met ontwenning dan andere. Tiotixene (Navane) heeft het grootste risico op ontwenning, gevolgd door pimozide (Orap), quetiapine (Seroquel), thioridazine (Melleril) en ziprasidone (Geodon). De auteurs merken op dat ze geen onderscheid konden maken tussen ontwenningspsychose, ontwenningsdyskinesie, reboundpsychose of overgevoeligheidspsychose omdat de WHO-codering daarvoor ontoereikend was.

Door Richard Sears – 5 maart 2024

De auteurs schrijven: “Onze resultaten suggereren dat er mogelijk een risicoverschil is voor WDS (withdrawal symptoms) tussen antipsychotica. Tiotixine, pimozide en quetiapine werden geassocieerd met een hoger risico op het rapporteren van een WDS, terwijl dit risico lager was bij chloorpromazine, clozapine en flufenazine. We konden de kwestie van onttrekkingspsychose, onttrekkingsdyskinesie, reboundpsychose of overgevoeligheidspsychose niet onderzoeken vanwege het gebrek aan specifieke WHO-medDRA-gecodeerde termen om potentiële gevallen te identificeren.”

Het doel van het huidige onderzoek was om de relatie te onderzoeken tussen antipsychotica die de dopaminespiegel veranderen en het ontwenningssyndroom. De auteurs gebruikten voor dit doel Vigibase, een database van de WHO die gegevens over bijwerkingen van geneesmiddelen uit 130 landen verzamelt en opslaat. Om een Vigibase-rapport in het huidige onderzoek te kunnen opnemen, moest de gebruiker 18 jaar of ouder zijn, antipsychotica gebruiken en een ontwenningssyndroom ervaren. Rapporten werden uitgesloten als de leeftijd en het geslacht van de gebruikers onbekend waren of als de gebruiker naast antipsychotica ook antidepressiva, lithium of benzodiazepinen gebruikte. De auteurs vergeleken de kans op ontwenning voor elk antipsychotisch geneesmiddel in vergelijking met andere antipsychotica. In totaal hadden 2.151 meldingen uit Vigibase betrekking op ontwenningssyndroom als gevolg van antipsychoticagebruik.

Meldingen van veel ontwenningsverschijnselen, waaronder dyskinesie, slapeloosheid, malaise, slaperigheid, overgeven, beven, toevallen, angst, agitatie, verwardheid, depressie, misselijkheid, zelfmoordgedachten, diarree, hyperhidrose, hoofdpijn en vermoeidheid, kwamen significant vaker voor bij antipsychotica in vergelijking met andere middelen zoals antidepressiva en opioïden.

De psychiatrische symptomen die het meest gemeld werden als gevolg van het antipsychotische ontwenningssyndroom in Vigibase waren slapeloosheid (met 15% van de antipsychotische ontwenningsmeldingen die dit symptoom onderschreven), angst (9,4%), depressie (5,6%), agitatie (4,8%) en suïcidale gedachten (3,8%).

De symptomen van het zenuwstelsel die het meest gemeld werden als gevolg van het antipsychotisch ontwenningssyndroom waren tremoren (6,7%), hoofdpijn (5,8%), duizeligheid (4%), slaperigheid/extreme slaperigheid (3,6%), verwarde toestand (3,1%), en dyskinesie (2,9%).

De antipsychotica die bij Vigibase het meest gemeld werden met onthoudingssyndroom waren tiotixeen (7,08 keer meer kans dan andere antipsychotica om gemeld te worden met onthoudingssyndroom), pimozide (4,35 keer meer kans), quetiapine (4,24), en thioridazine (4,17). Flufenazine, clozapine en chloorpromazine waren de antipsychotica waarvan het minst vaak bij Vigibase werd gemeld dat ze onthoudingssyndroom veroorzaakten. Er was geen verband tussen antipsychotica die de dopaminespiegel veranderden en ontwenningssyndroom.

Het artikel benadrukt dat quetiapine vaak off-label wordt voorgeschreven voor niet-psychotische klachten zoals slapeloosheid en angst. Als gevolg hiervan hebben veel mensen die quetiapine gebruiken geen diagnose die te maken heeft met psychose. Dit is belangrijk omdat mensen met psychotische symptomen hun zorgen over de ontwenning kunnen afdoen als een terugval of als onderdeel van hun psychose. Door het onevenredig grote aantal niet-psychotische quetiapinegebruikers worden hun ontwenningsverschijnselen als groep serieuzer genomen. Bijgevolg is de kans groter dat hun ontwenningsverschijnselen accuraat worden gerapporteerd als ontwenningsverschijnselen. Daarom zou dit kunnen leiden tot meer meldingen waarbij quetiapine en ontwenning betrokken zijn in vergelijking met andere antipsychotica.

Hoewel eerder onderzoek een sterk verband heeft aangetoond tussen clozapine en ontwenningsverschijnselen, was dit een van de antipsychotica die het minst vaak meldingen van ontwenningsverschijnselen kreeg in Vigibase. De auteurs beweren dat een mogelijke verklaring hiervoor is dat de bekende onttrekkingsrisico’s van clozapine ertoe kunnen leiden dat zorgverleners waakzamer zijn met betrekking tot taperingstrategieën en onttrekkingsmanagement.

Van de 384.572 meldingen van bijwerkingen van antipsychotica in Vigibase, waren er 2.151 gerelateerd aan het ontwenningssyndroom. Het middel dat het vaakst bij Vigibase werd gemeld als gevolg van ontwenningssyndroom was pregabaline, een niet-opioïde pijnstiller, waarbij 8,2% van de bij Vigibase gemelde gevallen verband hield met ontwenningssyndroom. Antidepressiva waren een goede tweede, met 8% van de gevallen bij paroxetine, 7,8% van de gevallen bij venlafaxine en 7,6% van de gevallen bij duloxetine waarbij het ontwenningssyndroom optrad. Opioïden zoals buprenorfine (7,3%), fentanyl (5,7%) en oxycodon (5,5%) hadden ook een hoog percentage gerapporteerde gevallen met ontwenningssyndroom.

De auteurs onderschrijven verschillende beperkingen van het huidige onderzoek. Vigibase-gegevens bevatten slechts zeer basale informatie. Gegevens over de dosis en de methode van stoppen ontbraken bijvoorbeeld. Ontwenningsverschijnselen worden vaak weggewuifd, ten onrechte bestempeld als terugval en verkeerd geïnterpreteerd als een nieuwe aandoening. Het ontbreken van specifieke zoektermen en codes voor aandoeningen zoals ontwenningspsychose en ontwenningsdyskinesie in Vigibase betekent dat de huidige analyse waarschijnlijk een aantal gevallen van antipsychotische ontwenningsverschijnselen heeft gemist. Demografische informatie van de gebruikers die het onttrekkingssyndroom rapporteerden, werd niet geanalyseerd. De auteurs concluderen:

“Hoewel onze resultaten wijzen op een risicoverschil tussen antipsychotica voor ontwenningssyndroom, moeten verdere experimentele en observationele studies worden uitgevoerd om het risicoverschil voor ontwenningssyndroom tussen de verschillende antipsychotica verder te beoordelen.”

Eén onderzoek ontdekte dat onttrekkingsverschijnselen die op een terugval lijken vaak de bevindingen in onderzoeken naar psychiatrische medicijnen in de war sturen. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat insomnia en slaaptekort hallucinaties kunnen veroorzaken. Omdat slapeloosheid in het huidige onderzoek het meest voorkomende symptoom was dat geassocieerd werd met ontwenning, betekent dit dat veel gevallen van “terugval” van psychose na het stoppen met antipsychotica het gevolg kunnen zijn van het ontwenningsverschijnsel. Onderzoek heeft aangetoond dat goed afbouwen van antipsychotica psychotische symptomen minder waarschijnlijk maakt, terwijl abrupt stoppen kan leiden tot psychose.

***Gepubliceerd op Mad In America, 5 maart 2024. Vertaald door MitN***

Storck, W. et. al. (2024). Withdrawal syndrome after antipsychotics discontinuation: an analysis of the WHO database of spontaneous reports (Vigibase) between 2000 and 2022. Psychopharmacology. (Link)

Vorig artikelG-GHIA; online groep voor compassievol lichaamswerk bij chronisch geactiveerd stresssysteem
Volgend artikelVormen van huiselijk geweld