Internal Family Systems (IFS) is een therapeutisch model dat het idee van een “mono-mind” verwerpt ten gunste van een meervoudige benadering waarbij elke persoon wordt beschouwd als drager van drie verschillende groepen “delen” die elk gevormd zijn door ervaringen uit het verleden. Deze delen kunnen getraumatiseerde innerlijke kinderen en andere “ballingen” omvatten, maar ook “beschermers” (“brandweerlieden” en “managers”). Het belangrijkste deel, de “zelf” kan helen.
Door Amy Biancolli – 16 juli 2022
Schwartz is oorspronkelijk opgeleid in de systemische gezinstherapie, behaalde zijn Ph.D. aan de Purdue University en begon in de jaren tachtig met de ontwikkeling van IFS. Hij publiceerde vijf boeken, waaronder Internal Family Systems Therapy, Many Minds, One Self: Evidence for a Radical Shift in Paradigm en het meest recent No Bad Parts: Healing Trauma and Restoring Wholeness with The Internal Family Systems Model.
Schwartz, die vele jaren les gaf aan de Universiteit van Illinois in Chicago en de Northwestern Universiteit, is momenteel verbonden aan de faculteit van de Harvard Medical School. Voor meer informatie over IFS, zie ifs-institute.com.
Het volgende interview is bewerkt met het oog op duidelijkheid en overzichtelijkheid.
Amy Biancolli: Hoe zou u Internal Family Systems normaal gesproken aan iemand uitleggen? Zou u bijvoorbeeld een overzicht kunnen geven van de verschillende “delen” en het concept dat iedereen een interne familie heeft?
Richard Schwartz: IFS is een ander denkkader rond het begrijpen van de geest. Het zegt dat het de natuur van de geest is om wat ik “delen” noem te hebben, dus geen stoornis is. Andere systemen spreken van sub-persoonlijkheden, ego-staten, of stemmen. Bij meervoudige persoonlijkheidsstoornissen worden ze alter-ego’s genoemd. Het ligt gewoon in de aard van de geest om ze te hebben. We worden zo geboren. En dat gebeurt omdat ze allemaal waardevol zijn. We hebben hun bronnen nodig om het te maken in het leven, om te gedijen. Trauma’s, gehechtheidsverwondingen en dergelijke, dwongen hen uit hun natuurlijke waardevolle hoedanigheid in rollen die destructief kunnen zijn, maar soms ook noodzakelijk waren op een zeker moment in je leven. Vaak zijn ze daar bevroren. Vastgezet in de tijd tijdens een trauma en daardoor denkend dat je nog steeds vijf jaar oud bent en dat ze daarom nog steeds moeten doen wat ze toen moesten doen.
Ik heb onlangs een boek geschreven met de titel ‘Geen slechte delen’, waarin ik probeerde aan te tonen dat veel van de dingen die wij als psychiatrische diagnoses en ziekten beschouwen, eigenlijk gewoon voortkomen uit de activiteiten van een heleboel van die beschermende delen. Als je op een dergelijke wijze lijdt, zijn sommige delen erg kwetsbaar en jong – vaak “innerlijke kinderen” genoemd – zij worden het meest gekwetst, omdat zij het gevoeligst zijn. Zij nemen wat wij noemen de “lasten” van waardeloosheid, angst of emotionele pijn op zich. Als ze op die manier belast worden, als ze die gevoelens dragen, zijn ze niet meer zo leuk om in de buurt te hebben.
Voordat ze gekwetst werden, of angstig of beschaamd waren, waren ze prachtig – omdat ze een en al onschuld, speelsheid, creativiteit en openheid uitstraalden. Maar nadat ze gekwetst werden, hadden ze de kracht om ons te overweldigen en ons opnieuw in die beelden van toen te trekken en ons de dingen te laten voelen die we niet opnieuw wilden voelen. We hebben de neiging om ze in onszelf weg te stoppen, in innerlijke kelders of grotten of ravijnen, en gewoon verder te gaan met onze levens, ons niet realiserend dat we onze meest waardevolle kwaliteiten kwijtraken, alleen maar omdat ze gekwetst werden. Wij noemen deze delen “bannelingen” (ofwel Exiles), omdat ze vanbinnen opgesloten zitten en wij delen hebben die er alles aan doen om dat zo te houden. Als je veel bannelingen hebt, voel je je kwetsbaarder en voelt de wereld gevaarlijker, omdat zoveel dingen hen kunnen triggeren. Als dat gebeurt, hebben ze de macht om je te overweldigen.
Dan worden veel andere delen gedwongen om in de rol van “beschermer” te kruipen. (MitN: Beschermers kun je opdelen in twee groepen: managers (proactief/controle) en firefighters (reactief/vluchten)). Managers proberen je te beschermen door jouw leven zo te beheersen dat de bannelingen niet getriggerd worden. Ze zullen je op een gepaste afstand willen houden van relaties, of ervoor zorgen dat je er perfect uitziet zodat je niet afgewezen wordt, of ervoor zorgen dat je veel bereikt zodat je complimenten krijgt om jouw gevoelens van waardeloosheid tegen te gaan, of voor iedereen om je heen zorgen zodat ze zich afhankelijk van je voelen. Er zijn dus een heleboel verschillende “manager” rollen.
Maar ondanks hun grootste inspanningen, worden je ballingen soms toch getriggerd. Dus is er een andere set van delen die paraat staat, de firefighters. Als je plotseling een golf van angst of pijn voelt, zullen ze onmiddellijk in actie komen om je op een impulsieve manier of op een reactieve manier, te bevrijden. Ze zullen wanhopig proberen je boven de emotionele steekvlammen van de bannelingen uit te laten stijgen of jou zolang af te leiden tot ze uit zichzelf opgebrand zijn. Wij noemen deze delen “brandweerlieden”, omdat zij vechten tegen de rauwe vlammen van emotie.
Samen vormen zij de kaart van het innerlijk gebied.
In aanvulling op dit alles, is er de vermoedelijk belangrijkste ontdekking van IFS. Het is dat er in iedereen ook een soort essentie zit die zich net onder het oppervlak van deze delen bevindt, zodanig dat wanneer zij zich openstellen, het tevoorschijn komt en vele prachtige kwaliteiten bevat, zoals kalmte, nieuwsgierigheid, compassie en helderheid (C-words omdat ze naar het Engels vertaald allemaal met een C beginnen). Dit betreft geen “deel” zoals de anderen. Het is wat als ik cliënten vroeg: “Wat is dat?” beantwoordt werd met “Meer wat ik zelf ben, het is geen deel.” Daarom noemen we het ook “het zelf.” Het blijkt dat iedereen een “zelf” heeft. Het kan niet beschadigd worden en het bevindt zich net onder de oppervlakte van alle delen. Dus als die delen ruimte weten te maken, komt het “zelf” tevoorschijn en weet het hoe het moet helen. Het weet hoe het de delen kan helpen transformeren, en weet het hoe het externe relaties kan helen. Veel van het werk is ontworpen om die opening te maken. Als mensen dan in die ruimte zijn, kunnen ze beginnen met het helen van de delen.
Biancolli: Als je zou kunnen beschrijven hoe IFS verschilt van de gebruikelijke benadering en behandeling binnen het biomedische paradigma: Hoe is dit dan anders? Hoe onderscheidt het zich?
Schwartz: Ja, er zijn dus een paar verschillende paradigma’s, één daarvan is dat diagnostische categorieën symptomen van een ziekte zijn, en dat ze dus als zodanig behandeld moeten worden, en niet als iets anders beschouwd moeten worden. Als je een ziekte hebt, zoek je naar een medicijn. Zodoende is de psychiatrie erg medicatiegericht geweest. Het andere paradigma is dat het een soort cognitieve vervorming is die gecorrigeerd moet worden. Daarom wordt dan CGT (Cognitieve Gedragstherapie) opgestart om te proberen de vervormde overtuigingen die het probleem omringen uit te dagen.
Vanuit mijn idee komen ze geen van beide op het limbische niveau van wat er met mensen aan de hand is, wat hen bracht tot hun (re)acties.
(Opmerking MitN: Het limbisch niveau is betrokken bij emotie, motivatie, genot en het emotioneel geheugen)
Biancolli: Denkt u dat IFS een stukje diepgaander is, dat het de problematiek op een andere manier benadert? Waarin onderscheidt het zich van CGT, bijvoorbeeld?
Schwartz: Bijvoorbeeld, in plaats van het deel van je dat angstig is, alleen maar als een vervormde cognitie te zien, beschouwen wij het als een jong deel van je dat vastzit op een plek die waarschijnlijk behoorlijk eng was in je kindertijd.
Dat is een groot verschil, want als je het ziet als een cognitieve vervorming, ga je er tegenin of probeer je het te confronteren. Er is zoiets als exposure therapie, waarbij je probeert de persoon zijn angst onder ogen te laten zien en op die manier er ongevoelig voor te maken. Wat voor veel mensen een marteling is en dikwijls niet werkt.
Als je het in plaats daarvan ziet als een jong deel van je dat nog steeds erg bang is omdat het vastzit op een vreselijke plek, dan ga je je hart openen. Je gaat je er op richten, vraagt het om je te laten zien wat er gebeurd is waardoor je in het verleden zo bang werd – om jezelf weer als kind te zien, terwijl je op een enge plek bent. Het wacht op jou om te komen redden.
Zodra het voelt alsof je echt begrijpt wat er gebeurd is, en hoe erg het was, dan zou ik je naar binnen laten gaan en bij het kind laten zijn, daar, op de manier waarop dat kind op dat moment iemand nodig had – totdat dat kind klaar is om daar samen met jou vandaan te gaan. We kunnen letterlijk deze delen terughalen van waar ze vastzitten in het verleden. Als dat eenmaal gebeurd is, kunnen we hen helpen de angst te ontladen, omdat ze er nu op vertrouwen dat ze veilig zijn, en ze de angst niet meer nodig hebben. We hebben een proces dat we “unburdening” noemen, waarbij we deze delen helpen om de extreme overtuigingen en emoties die ze door deze gebeurtenissen hebben gekregen, los te laten.
Op dat punt is het alsof een vloek is opgeheven. Ze transformeren in hun eigen krachtige, gewaardeerde staat. Vervolgens kunnen we alle “beschermers” die het afgesloten probeerden te houden of er op de een of andere manier mee om probeerden te gaan, laten inzien dat ze dat niet meer hoeven te doen. Ze hoeven de persoon niet langer af te schermen, of wat dan ook. We helpen hen ook in nieuwe rollen. Het is dus echt een compleet ander paradigma.
Biancolli: Om het nog eens samen te vatten: Sommige van de vele delen die mensen hebben kunnen, zoals je zei, “bannelingen” (Exiles) zijn, wat een 8-jarig kind kan zijn dat getraumatiseerd is. Dan heb je de “beschermers” die proberen ervoor te zorgen dat dat kind niet in een situatie komt waar het kind wordt getriggerd en proberen om te gaan met alles wat het is overkomen. (Opmerking MitN: En dan is er de “Zelf” (Self). “Zelf” heelt en is de enige die dat kan. De “Zelf” kan niet beschadigd raken en is dat daarom nooit.)
Schwartz: Dat klopt.
Biancolli: Heeft het te maken met een verlies van oordeel? Is het mensen uitnodigen om te zeggen, “Oké, je hebt dit kind ergens in je. Bekijk dit kind als het ware van een afstand, met mededogen en zonder oordeel? Kijk dan naar de andere delen, die misschien moeilijker zijn. Eveneens zonder oordeel.” Is oordeelloos benaderen hier het meest relevante?
Schwartz: Slechts één stukje ervan. Ik zeg niet, “Je hebt dit kind in je. Laten we het gaan zoeken.” Ik bedoel eigenlijk, “Concentreer je op de angst. Vind het in je lichaam, kijk of je er nieuwsgierig naar kunt kijken, en vraag dan wat het wil dat je weet.” Mensen zien dan spontaan een kind of misschien juist een dier. Ze zien een schrikbeeld. Daar help ik ze dan bij, om er medeleven mee te hebben, enzovoort. Het is heel non-directief, in zekere zin. Ik help ze gewoon nieuwsgierig te worden naar wat er zit, en dan, als ze eenmaal weten wat er zit, er mededogen mee te krijgen en er op een compassievolle manier mee om te gaan.
Biancolli: Dus het is meer open-ended?
Schwartz: Ja.
Biancolli: Het volgen van wat zich aandient?
Schwartz: Precies.
Biancolli: Kunt u wat vertellen over uw eigen a-ha moment – het beginverhaal? Hoe u tot IFS kwam?
Schwartz: Ik ben opgeleid als gezinstherapeut. Ik heb daar een doctoraat in. Ik werkte in een psychiatrische context, en ik wilde heel graag bewijzen dat gezinstherapie de heilige graal was. Ik besloot een onderzoek te doen naar de resultaten ervan bij boulimia. Samen met een collega verzamelde ik 30 kinderen met boulimia en hun gezinnen, en tot mijn frustratie ontdekte ik dat gezinstherapie eigenlijk niet zoveel hielp.
Uit frustratie begon ik te vragen wat er eigenlijk in hen omging, en zij begonnen mij dit te leren. Ze vertelden me dat als er iets ergs gebeurde in hun leven, de criticus in hen in de aanval ging en hen uitschold. Dat bracht een deel van hun leven naar boven, waardoor ze zich jong, leeg, alleen en waardeloos voelden. Dat gevoel was zo verontrustend dat de eetbui kwam om hen daarvan weg te halen. Maar de daad van de eetbui zou de criticus naar boven lokken, en dan zou, natuurlijk, die waardeloosheid terugkomen, en dan zou dat opnieuw leiden tot de behoefte aan een eetbui.
Als systeemdenker uit de gezinstherapie klonk dit bekend, het klonk als een van die vicieuze cirkels waar mensen in verstrikt kunnen raken. Dus ik raakte zeer geboeid, en maakte aanvankelijk de fout om te proberen te vechten met de criticus om zo te proberen de eetbui onder controle te krijgen. Ik ging daarmee door, ook als het steeds slechter ging met kinderen.
Toen ontmoette ik een cliënt die, naast eetbuien en laxeren, zichzelf sneed in haar polsen. Ik vond het vreselijk dat iemand dat deed terwijl ik toekeek. Op een dag besloot ik, haar mijn kantoor niet te laten verlaten totdat het snijdende deel ermee had ingestemd dat niet meer te doen. En dus hebben we allebei het snijdende deel een paar uur lang geplaagd. Uiteindelijk zei het, “Ik zal het niet doen. Okay.”
De volgende sessie kwam ze terug en had ze een grote snee in de zijkant van haar gezicht. Ik stortte spontaan emotioneel in, en ik zei, “Ik geef het op, ik kan je niet overtreffen”. Toen zei het deel: “Nou, maar ik wil je helemaal niet echt verslaan.”
Dat was een omslagpunt in de geschiedenis van dit werk, want ik schakelde over van dat dwingende deel van mij naar nieuwsgierigheid en zei: “Oké, waarom doe je haar dit dan aan?” En toen begon het deel me te vertellen hoe het, toen ze seksueel misbruikt werd, moest zorgen dat ze uit haar lichaam trad, en dat het de woede moest bedwingen die haar nog meer misbruik zou opleveren.
Nu was ik niet meer louter nieuwsgierig, maar koesterde ik een diepgewortelde waardering voor de rol die het in haar leven speelde, en ik kon dat ook op haar deel overbrengen. Het deel brak in tranen uit, omdat iedereen haar had gedemoniseerd en van zich af had proberen te schudden, en het sprak meer over hoe het nog steeds nodig was om dit te doen. Maar terwijl het dat deed, werd het me duidelijk dat het niet in het heden leefde, omdat haar huidige context niet gevaarlijk was. Het leefde echt nog in het verleden toen ze zes of zeven was en misbruikt werd.
Dus ik begon met deze kennis te experimenteren door middel van trial and error. Hoe kunnen we hier iets aan veranderen? En niet vanuit een dwingende plaats, meer gewoon nieuwsgierig. Als ik ergens trots op ben, dan is het dat ik mijn cliënten heb toegestaan mij dit alles te leren, en gelukkig heb ik een aantal cliënten die mij echt op het juiste spoor konden zetten als ik dreigde een verkeerde afslag te nemen.
Biancolli: U had het net over het dwingende deel. Wat bent u over uzelf te weten gekomen? Heeft u IFS op uzelf toegepast? En welke inzichten heeft u daardoor gekregen?
Schwartz: Ten eerste, dat ik een “Zelf” heb – dat was ook nieuw voor mij. En dat ik ook al die delen in mijn leven had die gebaseerd waren op een aantal van mijn eigen trauma’s die in de weg zaten. Sommigen van hen stimuleerden me om hiermee aan de slag te gaan, omdat ik uit een gezin kwam met een hoop waardeloze gevoelens en ik mijn bestaan moest rechtvaardigen. Ze hielpen me om alle tegenslagen te trotseren die ik tegenkwam toen ik probeerde dit nieuwe paradigma te brengen.
Dan waren er delen die in de weg zouden zitten bij het werken met cliënten. In deze tijd zou ik vermoedelijk als kind al gediagnosticeerd zijn met ADHD, waarmee ik maar wil zeggen dat het soms moeilijk was om echt gefocust te blijven, waardoor ik soms afgeleid of verveeld raakte bij cliënten. Ik had het geluk, nogmaals, om dan cliënten te hebben die me daarop aanspraken. Als ik ergens trots op ben, dan is het wel dat ik het zelf toegeef en dat ik dan zei: “Je hebt gelijk, er is een deel waar ik niet aan toe kwam. Daar ga ik aan werken.” Dus mijn belangrijkste taak was gewoon om een ‘open boek’ te worden om dit te kunnen brengen. Mijn ego moest aan de kant, en al mijn delen moesten me in staat stellen om op een meer “zelf”-gestuurde manier leiding te geven.
Biancolli: Terugkomend op het ziektemodel, één onderdeel ervan is het idee dat we maar één geest hebben: In het boek noemt u het de “mono-geest”. Als je daar dan een label op geplakt krijgt, voel je je minderwaardig. Daar bent u toch mee bezig? U daagt dat uit en zegt, nee, het is niet jouw taak om cliënten een labeltje op te plakken. Probeer ze te begrijpen, neem aanwijzingen van ze aan, luister naar ze.
Schwartz: Ja. Het ziekmakende labeltje heeft de neiging therapeuten af te schrikken en leidt hen naar meer medische interventies die niet nodig zijn. Ik vind dat de DSM een accurate beschrijving is van wat voornamelijk gewoon clusters van beschermende delen zijn die zich bij verschillende mensen op verschillende manieren organiseren. Als je ze op die manier benadert, dan benader je ze met nieuwsgierigheid en leer je hoe ze proberen te beschermen en ga je ze waarderen om hun diensten, zoals je dat ook met militairen doet, in plaats van ze pathologische namen te geven en te proberen ervan af te komen.
Biancolli: Er is een manier waarop sommige mensen het formuleren in termen van trauma: niet vragen “wat is er mis met je?” maar “wat is er met je gebeurd?” Is dat in essentie ook wat IFS probeert te doen?
Schwartz: Ja. We bestempelen al deze symptomen vaak als het gevolg van een trauma – niet altijd – als je dat bedoelt. Ja, het is inderdaad de manier waarop innerlijke systemen zich organiseren nadat mensen zijn gekwetst en daarna in de steek zijn gelaten. Want het is één ding om getraumatiseerd te worden, maar het meest verderfelijke deel is de nasleep ervan, waarbij je de delen die gekwetst zijn wegstopt en probeert er vanaf dat moment van weg te blijven. Vrijwel iedereen in onze cultuur wordt geleerd dat te doen, en als je veel “bannelingen” hebt, zoals ik al zei, heb je veel extreme “beschermers” nodig, die tot symptomen leiden.
Biancolli: Wat waren uw doelen bij het schrijven van No Bad Parts? Heeft u een soort van missie – het woord willen verspreiden over deze ideeën?
Schwartz: Ja, dat is inderdaad mijn doel. Ik heb me het grootste deel van mijn carrière gericht op het trainen van therapeuten en ben daar redelijk succesvol in geweest. Het voelde nu alsof het tijd was om te proberen verandering te brengen in de cultuur. Dit is werkelijk een paradigma dat een grote verandering in onze cultuur teweeg zou kunnen brengen. Mijn doel was dan ook om dat proces op gang te brengen en IFS meer onder de aandacht van het grote publiek te brengen.
Biancolli: U bent ook bezig met het opleiden van mediators, om conflicten tot een oplossing te brengen, en voor zover ik het begrijp is er een internationale component, een component op beleidsniveau. Is dit onderdeel van een bredere aanpak om de manier waarop we met elkaar omgaan te veranderen?
Schwartz: Jazeker! Ik zou zeggen dat ik in de laatste tien jaar heb besloten, en het gebeurde spontaan, om te proberen het systeem naar hogere niveaus te brengen en niet enkel binnen de psychotherapie. Ik heb een aantal verschillende mogelijkheden gehad om dat te doen, en zo zijn er een heleboel verschillende projecten ontstaan in die richting.
Biancolli: De benadering deed mij persoonlijk denken aan het Hearing Voices Network, die beweging van mensen die stemmen horen en ze niet proberen te onderdrukken – proberen naar ze te luisteren en ervan te leren. Ziet u parallellen?
Schwartz: Heel erg veel. Ik ben een aanhanger van dat netwerk. Ik ben er niet actief bij betrokken geweest, maar ik zou zeggen dat ze de stemmen op een vergelijkbare manier begrijpen, en in plaats er bang voor te zijn of ermee te vechten, hebben ze geleerd om ernaar te luisteren, wat een goede eerste stap is. Het zal niet noodzakelijk hun systeem veranderen, maar ze polariseren het tenminste niet, zoals de meeste mensen doen wanneer ze stemmen beginnen te “horen” – een stem is immers meestal een van die delen. Er hoeft alleen maar naar geluisterd te worden en die stem moet uit het verleden gehaald worden.
Biancolli: Op een gegeven moment hebt u het ook over een innerlijk orkest – verschillende muzikanten die verschillende instrumenten bespelen of verschillende partijen zingen in een koor. Als je muziek maakt met andere mensen, luister je ook naar anderen, en moet je samenwerken, anders valt het uit elkaar.
Schwartz: Klopt.
Biancolli: Dat leek me een interessante analogie – en verbeter me als ik het mis heb, maar u vraagt ons ook bijna om naar onze verschillende rollen te kijken in literaire zin. Of gaat dat te ver?
Schwartz: Literaire zin?
Biancolli: Mijn favoriete boek is bijvoorbeeld Oorlog en Vrede. Ik hou van de familiedynamiek. Alle delen komen naar voren, en je begrijpt ze bijna door er van bovenaf naar te kijken. Ik vroeg me af of het te veel is om te zeggen dat wij die delen in zekere zin ook in ons hebben. We dragen allemaal een verhaal met ons mee, onze eigen Oorlog en Vrede.
Schwartz: ja, dat is heel toepasselijk. Die metafoor bevalt me wel, en ja: jij, als lezer, bent gewoon aan het observeren. In zo’n boek heb je wel wat oordelen over sommige personages, maar je kijkt vooral hoe het verhaal zich ontvouwt. Dus dat is een goede eerste stap, wat afstand nemen van deze delen en opmerken hoe ze zich tot elkaar verhouden, en dat doen vanuit een plaats van bewuste aanvaarding. Maar nogmaals, dat is slechts de eerste stap. Dus wat ik probeer te doen met IFS is zeggen: het is niet echt compassievol om lijdende wezens voorbij te zien paraderen. Zelfs als je ze accepteert, moeten ze toch echt geholpen worden, en ben jij degene die de middelen heeft om dat te doen.
Biancolli: Wordt u nog ooit verrast in dit alles? Bent u soms nog verbaasd, of krijgt u nog steeds nieuwe inzichten?
Schwartz: Jawel. Dat is het mooie van dit geschenk dat ik heb mogen brengen. Het is verbazingwekkend onderhoudend en avontuurlijk geweest. Het is een constant leerproces geweest, en dat is het nog steeds. Ik leer nog steeds nieuwe manieren om met de systemen te werken. Ik leer nieuwe dingen over delen, en ik leer nieuwe manieren om met mijn eigen delen te werken of over nieuwe delen waar ik mee moet werken. Laat ik het zo zeggen. Het kan nogal een avontuur zijn.
Biancolli: Dit is een citaat uit uw boek: “Je innerlijke wereld is echt. […] Het zijn innerlijke wezens die bestaan in innerlijke families.” Heeft u daar weerstand mee ondervonden? Hoe vaak zegt iemand: “Ja, nee, sorry, dat ga ik niet doen”?
Schwartz: Lang niet zo vaak als toen ik begon. Toen was dat bijna altijd de reactie, en ik maakte me er ook schuldig aan. Ik begon met delen te werken, maar ging ervan uit dat het slechts metaforen waren voor verschillende gedachten en impulsen enzo. Ik ging naar een vrouw luisteren die Sandra Watanabe heette, die in die tijd iets had ontwikkeld wat de “Inner Cast of Characters” heette, en zij sprak over hen alsof ze echt waren. Ik kwam naar haar toe en zei: “Je denkt toch niet echt dat ze echt zijn, of wel?” Ze zei, “Nee, ze zijn heel zeker echt.” En ik liep weg, denkend hoe naïef ze was.
Een paar jaar later was ik zelf ook overtuigd van hun echtheid, en sindsdien is dat altijd zo gebleven.
Het is moeilijk te verkopen binnen dit model, deels omdat meervoudigheid zo gepathologiseerd is, zoals we eerder al opmerkten. Óf je bent gek omdat je delen hebt, stemmen hoort of een meervoudige persoonlijkheidsstoornis hebt. Óf je bent het niet omdat je maar één geest hebt die gewoon verschillende gedachten heeft. Er is geen tussenweg.
Biancolli: Wat is er nodig om dit paradigma te veranderen – of het nu met IFS is, of met een andere benadering? In het algemeen, wat is er voor nodig om het te veranderen?
Schwartz: Het lijkt erop dat mensen bijzonder sceptisch zijn. Als ze het eenmaal proberen, en als ze eenmaal echt deze innerlijke werelden binnengaan, kunnen niet allemaal, maar wel velen van hen, echt snel veranderen. Omdat het zo authentiek is als ze daar binnengaan. Eén benadering is geweest om te proberen steeds meer mensen het te laten proberen, en dat is ook gelukt. Ik bedoel, IFS is zeer, zéér populair en invloedrijk geworden omdat, uiteindelijk, veel mensen het geprobeerd hebben.
De andere benadering is geweest om te proberen veel onderzoek te doen, vooral met gecompliceerde bevolkingsgroepen waarbij traditionele modellen niet veel succes hebben. Als ik kan aantonen dat we verbluffende resultaten boeken, zal dat de belangstelling van de traditionele bolwerken in het veld wekken, ook al willen ze het niet als reëel zien, dan nog omdat ze zo wanhopig op zoek zijn naar effectieve oplossingen voor dergelijke problemen. Ik heb bijvoorbeeld met een senator van de staat Washington gesproken over het doen van een resultaatstudie over IFS en huiselijk geweld, omdat ze de behandeling van huiselijk geweld zo goed als opgegeven hadden, omdat het model dat ze gebruikten waardeloos bleek te zijn. Als ik kan laten zien dat we dat daadwerkelijk kunnen veranderen, want dit is de bron van zoveel andere problemen, dan raken mensen geïnteresseerd.
Biancolli: Iets anders waar u het in het boek over had was de obsessie die wij als cultuur hebben met zondes, en met het idee dat iemand van nature verkeerd is. Is dat iets waar mensen maar moeilijk overheen komen?
Schwartz: Ja. Vooral religieuze mensen hebben daar moeite mee. Maar die zienswijze op mensen heeft een grote invloed gehad op onze cultuur, het idee dat er zonde en kwaad in ons zit – wat ik niet ontken, want veel van onze uitbarstingen zouden daar wel voor in aanmerking komen. Maar dát zijn niet de delen, dan worden de delen verkeerd geïdentificeerd als de kwade impulsen. Dus als je dat kwade als deel probeert te genezen, gooi je het kind met het badwater weg. Dat is wat ik probeer duidelijk te maken.
Biancolli: Ik ben ook geïnteresseerd in de oefeningen in uw boek die mensen aanmoedigen hun innerlijke delen te observeren en te begrijpen. In sommige gevallen zelfs om een innerlijk deel te observeren dat de neiging heeft getriggerd te worden. Heb je reacties gehad van lezers die hierop ingingen? Heeft u enige feedback gekregen?
Schwartz: Die heb ik gehad. Mensen lijken het te kunnen doen. Sommige mensen nemen de audioboekversie omdat ze het nodig hebben om te luisteren terwijl ze de oefening doen. Maar veel mensen, ik was er zelf verbaasd over, konden het gewoon doen door de oefeningen in het boek te lezen. Ik had echt geen idee hoe goed dit zou worden ontvangen door het publiek, maar het heeft me erg bemoedigd. Ik bedoel, als je enkel op Amazon kijkt naar de feedback, dan zeggen er al zoveel mensen dat hun leven veranderd is door enkel het boek te lezen en de oefeningen uit te proberen.
Biancolli: Ik werd bovendien nieuwsgierig naar de “wetten van de innerlijke fysica” en het idee dat als je een deel eenvoudigweg vraagt niet te overweldigen, dat het dat dan ook niet zal doen. Dat je niet bang hoeft te zijn, zelfs niet voor het donkerste deel. Je kunt het gewoon vragen niet te overweldigen, en ze werken mee als ze denken dat het in hun eigen belang is. Je moet ze er dus enkel van overtuigen dat het in hun eigen belang is om niet te overweldigen.
Schwartz: Ja.
Biancolli: Duurt het lang voordat je dat punt bereikt?
Schwartz: Meestal niet. Laten we zeggen dat we werken met een banneling die veel pijn met zich meedraagt, en waarover de cliënt klaagt – want telkens als ze de deur opendoet, wordt ze overweldigd, en kan ze een week lang niet uit bed komen, of zoiets. Ik zeg dan, oké, laten we met dat deel praten.
Biancolli: Je kunt een dialoog met hen aangaan?
Schwartz: Inderdaad.
Ik zal zeggen, “Je hebt de neiging om haar te overweldigen? Is dat zo?”
“Ja.”
“Oké. Waar ben je bang voor dat er zal gebeuren als je dat niet deed?”
“Nou, ze zou me weer opsluiten.”
“Als we haar zover kunnen krijgen dat ze je niet meer opsluit en in plaats daarvan naar je luistert, zou je het dan alsnog helemaal over moeten nemen?”
Bijna altijd zeggen ze: “Nee. Maar ik denk niet dat je haar zover kunt krijgen. Ze heeft zo’n hekel aan me.”
Dan zeg ik: “Nou, ik zal ervoor zorgen dat ze dat niet doet. Dat ze naar jou luistert. Maar om dat te doen, moet ik echt van jou weten dat je het niet helemaal over zal nemen. “
Als ze denken dat het in hun eigen belang is, dan hoeven ze het niet over te nemen. Dus dat is een andere manier: dat als je ze kunt zien als wezens met gevoel – wat ze zijn – het is allemaal onderhandelbaar. Je kunt over vrijwel alles onderhandelen.
Biancolli: Zoals u zei, dit is niet alleen geestelijke gezondheid, maar een breder begrip van wie we zijn. Het klinkt zo eenvoudig, maar uiteindelijk is dit voor velen van ons niet gemakkelijk, toch?
Schwartz: Nee, het is niet makkelijk, omdat we zo gesocialiseerd zijn om het tegenovergestelde te denken. Het blijft moeilijk te verkopen op bijeenkomsten, maar als mensen er eenmaal aan gewend zijn, wordt het een stuk makkelijker. Tegen die tijd hebben ze echter vaak al veel dingen verbannen, waardoor we nog veel werk moeten verzetten om die terug te brengen.
***Gepubliceerd op Mad in America, 16 juli 2022. Vertaald door MitN.***
Enkele bronnen, toegevoegd door MitN, over Internal Family Systems:
Artikel: Our Multiple Selves by Richard Schwarz, reprint The Family Therapy Networker, March-April, 1987, op www.hakomiinstutute.com
Website voor educatie in IFS: Opgericht door Richard Schwarz, 2000, www.ifs-institute.com. Bevat veel informatiebronnen.
Aanvullende Nederlandstalige samenvatting over op www.groepspraktijkzuid.be
Animatie: Internal Family Systems introduction, Kenny Dennis
Website voor educatie in IFS voor behandelaren: Life Architect