Serotonine plateau bij minimum dosering AD

Futuristisch beeld van mens waarbij delen van de hersenen oplichten als sterren.

Onderzoeken met hersenbeeldvorming tonen weinig voordeel aan voor het verhogen van antidepressiva doses en ondersteunen zodoende hyperbolisch afbouwen voor vermindering of stopzetting.

Door Peter Simons – 27 september 2021

Een nieuwe studie in Molecular Psychiatry onderzoekt de effecten van antidepressiva op de aanwezigheid van serotonine transporter (SERT). De bevindingen ondersteunen het gebruik van hyperbolische tapering tijdens de ontwenning. Dat wil zeggen het verlagen van de dosis tot een heel kleine waarde voordat helemaal gestopt wordt. Ze stellen ook het idee aan de kaak of de dosis verhogen als het middel niet werkt zinvol is.

Conclusies hersenbeeldvormende studies

Het onderzoek werd geleid door Anders Sørensen van het Nordic Cochrane Center en met hem werkten ook Henricus G. Ruhé en Klaus Munkholm mee. Hun analyse gebruikte gegevens van 17 verschillende hersenbeeldvormende studies naar de effecten van SSRI, SNRI en serotonine regulerende medicijnen. Ze keken naar het percentage van de serotonine neurotransmitter receptoren (SERT) dat door de medicijnen in verschillende doses geblokkeerd werd.

Volgens de onderzoekers:

«De SERT-bezetting nam toe met een hogere dosis in een hyperbolisch verband. Daarbij nam de bezetting snel toe bij lagere doses en werd een plateau bereikt bij ongeveer 80% bij de gebruikelijke minimale aanbevolen dosis.»

Dit heeft twee gevolgen. De eerste is dat zelfs bij de minimale aanbevolen dosis (lager dan de normaal voorgeschreven dosis) het effect van de medicijnen op het serotonine systeem is behaald (bezetting van ongeveer 80% van SERT). Er is dus maar een minimaal biologisch voordeel aan het verhogen van de dosis, zelfs als het middel nog op het minimaal aanbevolen niveau zit. Dit betekent dat als antidepressieve effecten door de neurochemie gedreven zouden worden, minimale doses ongeveer evenveel voordeel zouden moeten opleveren als hogere. Als het middel niet lijkt te werken, zou er dus weinig voordeel aan het verhogen van de dosis te behalen zijn.

De onderzoekers schrijven:

«De hyperbolische verband tussen dosis en bezetting kan inzicht verschaffen dat van belang is voor het beperkte klinische voordeel van dosisverhoging bij de behandeling met antidepressiva en het mogelijke ontstaan van ontwenningsverschijnselen bij dosisverlaging.»

De tweede conclusie van de studie is dat bij lage doses zelfs heel kleine verschuivingen in de dosis een grote invloed hebben op de serotonine-spiegel. Zo kan een kleine dosisverhoging terwijl je op een lage dosis zit een enorm verschil maken, terwijl zelfs grote verhogingen als je al op een hoge dosis zit niet veel effect hebben.

En hetzelfde geldt voor het afbouwen van de medicatie. Een grote afname vanaf een hoge dosis zal weinig effect hebben op de werkelijke serotonine-spiegels. Maar als de dosis eenmaal kleiner wordt, kunnen zelfs minieme dosisaanpassingen een buitenproportioneel effect op de serotoninespiegel hebben.

De grafiek hieronder voor fluoxetine (Prozac) is het voorbeeld bij uitstek. De steile toename van de serotonine receptorbezetting (SERT) bij lage doses begint af te vlakken bij ongeveer 5 mg (ongeveer 65% bezetting). De gestippelde verticale lijn bij 20 mg stelt de aanbevolen minimumdosis voor. De grafiek laat zien dat zelfs de helft van die dosis, 10 mg, bijna hetzelfde percentage (iets meer dan 70%) van de serotoninereceptoren bezet als 20 mg (iets minder dan 80%). Dus zou het ongeveer hetzelfde biologische effect moeten hebben. Hogere doses maken nog minder verschil, waarbij 60 mg minder dan 5% meer SERT bezet dan 20 mg.

Bron: https://www.nature.com/articles/s41380-021-01285-w

Deze hyperbolische relatie met SERT-bezetting verklaart ook waarom studies hebben vastgesteld dat het afbouwen tot steeds kleinere doses over maanden, alvorens uiteindelijk met het middel te stoppen, nodig kan zijn om ontwenningsverschijnselen te minimaliseren.

De onderzoekers schrijven dat:

«ongeveer de helft van de patiënten die stoppen met antidepressiva of de dosis ervan verminderen, ontwenningsverschijnselen ervaren, die onder andere griepachtige verschijnselen, angst, emotionele labiliteit, stemmingsverlaging, en prikkelbaarheid kunnen omvatten.»

Mythe chemisch onevenwicht ontkracht

Een andere verrassende bevinding was dat er geen verband was tussen serotonine receptor bezetting en het klinisch effect. (Opmerking MitN: Dat wil zeggen dat de hoogte van de doses antidepressiva geen verband had met de mate van depressie volgens dit onderzoek).

De auteurs schrijven

«De in dit overzicht opgenomen studies die het verband tussen klinisch effect en SERT bezetting maten, vonden geen significante correlaties.»

Dat wil zeggen, het percentage serotonine receptoren dat door de medicijnen geblokkeerd werd, had geen verband met de vraag of de depressie van mensen verbeterde. Dit stelt de reeds lang ontkrachte mythe van het chemisch onevenwicht verder op de proef.

Tenslotte merken de onderzoekers nog op dat het bewijsmateriaal over dit onderwerp beperkt is en dat de gebruikelijke methodes van onderzoek lastig zijn voor de interpretatie van onderzoeksliteratuur.

«Het bewijsmateriaal is beperkt door niet-transparante rapportage, gebrek aan gestandaardiseerde methoden, kleine steekproefgroottes, en korte behandelingsduur. Toekomstige studies moeten de beeldvormings- en rapportageprocedures standaardiseren, de bezetting meten bij lagere doses antidepressiva, en de moderatoren van het verband tussen dosis en bezetting onderzoeken.»

***Gepubliceerd op Mad in America, 27 september 2021. Vertaald door MitN***

Sørensen, A., Ruhé, H. G., & Munkholm, K. (2021). Het verband tussen dosis en serotonine transporter bezetting van antidepressiva – een systematische review. Moleculaire Psychiatrie. Gepubliceerd: op 21 september 2021. https://doi.org/10.1038/s41380-021-01285-w (Link)

Vorig artikelPsychose gelinkt aan trauma’s jeugd en GGZ
Volgend artikelSuïcide in het Prozac-tijdperk