Zelfmoordpreventie, werkt dat eigenlijk wel?

Man op verlaten weg in de mist door op je afkomend bos. Het voelt onaangenaam en desolaat.

113 Zelfmoordpreventie, zijn er nog mensen in Nederland die de organisatie niet kennen? ‘Praten over zelfdoding helpt zelfdoding voorkomen‘ is al 15 jaar de boodschap van 113, en die boodschap krijgt steeds meer aandacht. Elke media-uiting waarin het onderwerp zelfdoding ook maar enigszins aan de orde komt, wordt tegenwoordig voorzien van een balkje met het telefoonnummer en webadres van 113. En onlangs is er in de Tweede Kamer een wet aangenomen die voorziet in blijvend gratis beschikbaarheid van het telefoonnummer 113, en in vele extra miljoenen, te besteden aan zelfmoordpreventie. Die preventie van 113 moet dus wel een doorslaggevend succes zijn, zou je denken, maar er iets vreemds aan de hand.

Door Anurakt Scheepers – 15 april 2024

Bij de oprichting in 2009 was de naam nog ‘113Online’. Oprichter Jan Mokkenstorm bracht het oorspronkelijke doel zo onder woorden: ‘Ervoor zorgen dat niemand in Nederland eenzaam en radeloos hoeft te sterven’. In het jaarverslag 2012 is te lezen: ‘113Online biedt een luisterend oor aan iedereen die dit nodig heeft.’

In de 15 jaar van haar bestaan is de organisatie explosief gegroeid, qua mensen en middelen. Een paar cijfers:

  • In 2012 was het aantal FTE’s in loondienst iets meer dan 8, in 2022 was dat gestegen tot ruim 134.
  • In 2012 kreeg de Stichting ongeveer €850.00 subsidie, in 2022 was dit gestegen tot ruim €16.000.000
  • Het aantal telefoontjes en chats steeg in dezelfde periode van 16.000 naar ruim 150.000
  • De naamsbekendheid steeg van ongeveer 2% in 2012 naar ruim 80% in 2022.

De ambitie groeide mee. De naam werd in 2016 veranderd in ‘113 Zelfmoordpreventie’, en het ‘luisterend oor’ in de doelstelling werd vervangen door ‘het verminderen en voorkomen van suïcidaliteit bij mensen in levensnood’.

Wat is er tot nu toe terecht gekomen van die ambitieuze doelstelling? Om maar met de deur in huis te vallen: dat valt heel erg tegen. Want ondanks de spectaculaire groei van de organisatie is het aantal zelfdodingen in Nederland helemaal niet gedaald. Dat aantal is min of meer hetzelfde gebleven, stabiel hoog: dagelijks maken gemiddeld ongeveer 5 mensen een einde aan hun leven. Ook gecorrigeerd voor de bevolkingsgroei is er van vermindering geen sprake.

Hoe komt het dat ondanks die steeds maar groeiende inspanningen het aantal zelfdodingen niet daalt? Waarom is de huidige aanpak niet succesvol? Is er een meer effectieve aanpak mogelijk? En zo ja, wat is daar voor nodig?

Het beleid van 113 Zelfmoordpreventie is tot nu toe bepaald geweest door de aanname dat meer praten over zelfdoding zorgt voor minder zelfdodingen. Als er maar meer aandacht voor het probleem zou komen, meer hulplijngesprekken gevoerd zouden worden, en meer onderzoek naar effectieve gespreksmethodes zou worden gedaan, dan zou het aantal zelfdodingen ongetwijfeld dalen. Met meer mensen, middelen en naamsbekendheid zou het zelfdodings-spook wel verjaagd kunnen worden.

Voor de uitvoering van die ambitie was veel geld nodig. En omdat verzekeraars niet bereid zijn om geld te steken in een project dat zich richt op anonieme hulpverlening, werd er naar Den Haag gekeken. Maar een ‘luisterend oor bieden’ was een te magere doelstelling om de overheid als subsidiegever over de streep te trekken. Bovendien bestond (en bestaat) er voor het bieden van een luisterend oor al heel lang een andere, succesvolle organisatie (Senzoor – tegenwoordig de Luisterlijn). ‘Voorkomen van zelfdoding’, dat verkoopt een stuk beter in Den Haag. Met die belofte ging de subsidiekraan steeds verder open.

Het optimisme was groot. In 2018 werd er door 113 Zelfmoordpreventie nog hoopvol gespeculeerd over het terugdringen van het aantal zelfdodingen met wel 32%, door een nog verder uit te rollen regionale aanpak. Enige tijd later poseerden de werknemers van 113 voor een foto waarbij met duim en wijsvinger een ronde ‘0’ gevormd werd: ‘Zero Suicide‘, daar gingen ze voor! De doelstelling werd dus steeds ambitieuzer, maar de zo vurig gewenste resultaten bleven uit. De ‘Zero Suicide’ – aanpak leverde zero resultaat op.

In de loop van de jaren werd steeds duidelijker dat de oorspronkelijke aanname niet zonder meer klopt. Meer hulplijngesprekken en meer openheid over zelfdoding leidden niet tot minder zelfdodingen. Hoe vang je dit als organisatie op, dit falen in het realiseren van de centrale doelstelling? Zeggen: ‘De belofte van preventie was achteraf gezien niet realistisch’? en: ‘We gaan eerst eens uitzoeken of we wel op de goede weg zijn?’ Dat is wel erg veel gevraagd van een miljoenenbedrijf! Er is inmiddels (ook mentaal) heel veel geïnvesteerd in het project, en de winkel moet blijven draaien. Dus worden er successen gemeld zoals ‘nog meer hulpoproepen nog sneller beantwoord’, ‘nog meer professionals getraind’, ‘nog meer naamsbekendheid gekregen’. Er worden nieuwe campagnes bedacht en nieuwe websites gelanceerd. Er worden onderzoeken gepubliceerd naar nieuwe, veelbelovende aanpakken, en steeds is daarbij de mantra dat er nog véél meer onderzoek nodig is. Meer onderzoek zou moeten leiden tot meer onderzoeksdata, om daarmee vroeger ‘ingrijpen’ met effectieve ‘interventies’ mogelijk te maken; let op het militante taalgebruik, dat een flinke mate van controle suggereert. Een voormalig werknemer van 113 vatte het onlangs zó samen: hoe minder preventie, hoe meer pretentie.

Er is overigens veel wél bereikt de afgelopen 15 jaar: dankzij de inspanningen van 113 Zelfmoordpreventie is het bespreken van gedachten aan zelfdoding uit de taboesfeer gehaald, een grote verdienste. Veel hulpvragers voelen zich wel degelijk geholpen door de aandacht die ze krijgen. En er is een bloeiend bedrijf, en een enorm netwerk opgebouwd. De claim van preventie wordt echter niet waargemaakt. Daarvoor zijn verschillende verklaringen te geven.

In de haast om te groeien zijn een aantal essentiële aspecten over het hoofd gezien. Dát de telefoon snel en vaak wordt opgenomen, een belangrijke voorwaarde van de subsidiegever, dat is goed geregeld. Maar wíe de telefoon opneemt, en met hoeveel tijd en aandacht het gesprek vervolgens gevoerd gaat worden, daar is minder aandacht aan besteed. Werken met vooral jonge stagiairs en net afgestudeerde HBO-ers is qua bedrijfsvoering ongetwijfeld reuze handig, maar het voeren van een gesprek over gedachten aan zelfdoding vraagt veel meer om levenservaring, dan om een ingestudeerde gespreksmethode met vooraf bedachte vragen.

Verder is de naam ‘113 Zelfmoordpreventie’ goed voor de publiciteit en voor de subsidie, maar zit die naam de doelstelling vooral in de weg. Want iemand die half of heel tot de conclusie is gekomen dat een einde aan het leven maken écht de beste optie is, die belt meestal niet (meer) met een hulplijn die zegt aan preventie te doen. De hulplijngesprekken gaan dan ook zelden over een concreet voornemen om een poging tot zelfdoding te doen, en meestal over eenzaamheid en ander psychisch lijden waar gedachten aan zelfdoding een onderdeel van zijn. De belangrijkste doelgroep wordt dus grotendeels niet bereikt.

De paradoxale situatie doet zich voor, dat 113 Zelfmoordpreventie in de publiciteit hamert op het belang van een open gesprek over zelfdoding, zonder oordeel en zonder reparatie-reflex. Tegelijk geeft ‘preventie’ in de naam aan dat er een gewenste uitkomst van een hulplijngesprek is: de bedoeling van het gesprek is dat de hulpvrager aan het einde van het gesprek aangeeft zijn of haar leven nog een kans te geven. Daar is de gespreksmethode waar de hulpverleners van 113 in getraind worden ook daadwerkelijk op ontworpen, om dat voor elkaar te krijgen. Dit aansturen op een gewenste uitkomst maakt een werkelijk open gesprek onmogelijk, terwijl het onderwerp daar nu juist zo om vraagt.

‘Praten Helpt’ is een veel te simpele benadering van een complex probleem. Gedachten aan zelfdoding ontstaan aan het einde van een traject van een (meestal) jarenlange strijd tegen pijnlijke gedachten en gevoelens. Het leven is dan vaak al heel lang een groot gevecht. Vanuit een preventie-aanpak wordt daar vooral nóg meer strijd aan toegevoegd, terwijl achter suïcidale gedachten vooral een wanhopig verlangen zit om eindelijk van die ellendige mentale strijd verlost te zijn. In het beste geval kan je met een preventie-gesprek iemand wel helpen om tijdelijk de gedachten te verzetten, kan het lukken om de suïcidale crisis even te bezweren, maar even later woekert die crisis al snel weer verder.

De dood biedt zich aan als ultieme oplossing van psychisch lijden. Preventie houdt in dat je telkens weer probeert om iemand die oplossing op zijn minst uit te laten stellen. Maar wat is de waarde van deze symptoombestrijding, als er niet werkelijk iets aan de oorzaak van het doodsverlangen wordt gedaan? ‘Wij staan aan de kant van het leven’, zegt 113 Zelfmoordpreventie. De boodschap die daarmee in wezen afgegeven wordt is: ‘Hoe groot je ellende ook is, blijf vooral doorleven!’ Maar als de ellende vervolgens aanhoudt, dan klinkt die boodschap steeds schriller. Alle aansporingen om steeds maar weer afleiding te zoeken, moed te houden, vol te houden, niet op te geven, te blijven hopen, hulp te zoeken (die vaak op korte termijn niet beschikbaar is), de bedoeling is goed en het komt uit een warm hart, maar voor iemand die wanhopig is, is het niet meer dan een fopspeen. Het huilen stopt even, maar de pijn blijft.

Het kan ook anders: praten kán heel veel helpen, maar of, en hoezeer dat het geval is, dat hangt vooral af van de mate van contact in het gesprek. Want als je gedachten hebt aan zelfdoding, dan heb je vooral behoefte aan perspectief op een leven dat wél de moeite waard is om geleefd te worden. Dat is vooral een leven waarin je je verbonden kan voelen met je omgeving. Op zijn minst íets van die verbinding tot stand brengen, dat zou dan ook de belangrijkste insteek moeten zijn van een hulplijngesprek.

Gesprekken over gedachten aan zelfdoding zijn het meest helpend als de hulpverlener er helemaal kan zijn voor iemand. Zonder gewenste uitkomst, zonder argumenten tegen zelfdoding, zonder suggesties voor afleiding, zonder goed bedoelde raad. Wat werkt is acceptatie, aandacht, oprechte interesse, aanwezigheid. Het beste dat we elkaar te bieden hebben, is er zijn voor elkaar. Denk hier niet te licht over, dit is alleen voor grote mensen: om er voor iemand te kunnen zijn, is het nodig om die ander op zijn of haar terrein te kunnen ontmoeten. Is het nodig dat je weet hoe het is om in een toestand van hulpeloosheid te zijn, en dat je weet hoe het is om daarin echte aanwezigheid van een ander te ervaren, of juist te missen. Is het nodig om jezelf te leren kennen, want hoe beter je jezelf kent, hoe meer je er kan zijn voor een ander.

Uit ervaring weet ik dat bij 113 Zelfmoordpreventie soms gesprekken al op deze manier gevoerd worden. Tegen de voorgeschreven gespreksmethode en tegen de eis van efficiëntie in. Er zit een onvermijdelijkheid in; er komen vanzelf momenten waarop het duidelijk wordt dat het gedaan moet zijn met het afleiding zoeken en het gedachten bestrijden. Momenten waarop het uitgangspunt ‘ga door met leven’ wordt losgelaten, gewoon, omdat het zo duidelijk is dat het niet past, en helemaal niet helpend is. Maak dat tot het beleid, zou ik zeggen. Terug naar het luisterend oor. Misschien blijkt geen preventie dan wel de beste preventie te zijn.

***Deze blog verscheen voor het eerst op Mad in the Netherlands, 15 april 2024***

Mad in the Netherlands presenteert blogs van een diverse groep schrijvers. Deze berichten zijn bedoeld als een openbaar forum voor discussie over de psychiatrie en haar behandelingen. De geuite meningen zijn die van de schrijvers zelf.

Vorig artikelHulp bij het doorbreken van situationeel partnergeweld
Volgend artikelTaperingstrips: een praktisch hulpmiddel om medicijnen die onttrekking kunnen veroorzaken veilig en op maat af te bouwen