Door Amy Biancolli – 24 juli 2024
Wij mensen zijn gemaakt om de wereld om ons heen te benoemen – te labelen. We zien, horen of voelen iets en bepalen vervolgens naar ons beste vermogen wat datgene volgens ons behelst. Vervolgens koppelen we er een woord aan. Zo gebruiken we onze taal om dingen of gebeurtenissen te kaderen, te classificeren en te begrijpen, ongeacht wat het betreft: een sportwagen, een boekgenre, een gevoel, een bloem. Meestal gebruiken we hier bestaande woorden voor, soms bedenken we nieuwe. Misschien is het voor een pas ontdekte orchidee die net anders genoeg is om een eigen naam te verdienen. Misschien betreft het een nieuwe muzieksoort. Maar het kan ook evengoed om iets gaan dat niet eens zo wezenlijk anders is, iets dat eigenlijk al bestond maar nu in een nieuw jasje gegoten is.
Dat is bijvoorbeeld het geval bij de woorden die we geven aan ‘Menselijke emoties’. Wat iemand voelt en waarom, dat is sinds het begin van de mensheid niet wezenlijk veranderd, maar hoe mensen worden bekeken, met begrip of oordeel, dat is wel degelijk veranderd.
Degenen die we ooit zagen als “angsthazen” krijgen nu de diagnose “gegeneraliseerde angststoornis”. Degenen die ooit als “mensen in rouw” werden gezien, die wellicht jarenlang in zwarte kledij rondliepen, krijgen nu het etiket “langdurige rouwstoornis” opgeplakt – iets wat werd geïntroduceerd in de nieuwste Diagnostic and Statistical Manual (DSM).
De geschiedenis van de DSM, met zijn vele edities, zit vol met nieuw verzonnen stoornissen en ook met een aantal verwijderde termen, zoals bijvoorbeeld homoseksualiteit, ooit aangemerkt als een “sociopathische persoonlijkheidsstoornis”, wat het gebrek aan harde wetenschappelijke onderbouwingen in het boek, alleen nog maar eens benadrukt.
Tegenwoordig, met de aanwezigheid van sociale media en haar bijbehorende virale trends, hebben diagnoses en andere klinische terminologie de grote massa bereikt – en vooral kinderen en tieners zijn er gevoelig voor. Daarmee is zelfdiagnose een grote zorg geworden. (Zie deze Editor’s Corner en het achtergrondartikel van Zoe Cunniffe over geestelijke gezondheid op de campus).
Maar ook buiten de DSM om ontstaat er voortdurend nieuw taalgebruik in de gesprekken over geestelijke gezondheid. Faux-klinische concepten zijn overal. Zoals psychologe Naomi Fisher beschrijft in haar nieuwe artikel voor de British Psychological Society, betreft het veranderend narratief tevens “peri-psychiatrische” termen en stoornissen die nergens in de DSM of ICD (de International Classification of Diseases) staan.
Eén voorbeeld van zo’n concept is “RSD” ofwel “Rejection Sensitivity Dysphoria” (verhoogde gevoeligheid voor afwijzing en kritiek), een term die in de jaren 2010 werd bedacht door psychiater William Dodson om enkele van zijn cliënten met ADHD te beschrijven – en die zich als “een lopend vuurtje verspreidde” onder mensen die graag een reden en/of een naam wilden geven aan hun emotionele staat. “Het enige probleem hiervan was natuurlijk, dat het eigenlijk geen reden was,” schrijft Fisher, nadat het woord steeds weer opdook in haar eigen praktijk met adolescente cliënten, want: “Dodson beschreef iets wat hij waarnam bij zijn cliënten, maar dat betekende niet dat hij de reden had ontdekt waarom ze zich zo voelden”.
Toch is dit meteen de reden waarom etiketten zo blijven hangen: omdat we altijd op zoek zijn om niet alleen onszelf te begrijpen, maar ook om dat begrip op anderen over te brengen. Sommige mensen wenden zich tot labels en voelen zich er door gesterkt. Iedereen wil immers graag begrepen worden. Diagnoses, stoornissen, labels, woorden – ze lijken hiertoe een uitkomst te bieden.
Evolutionair gezien is dit alles volkomen logisch. Hoe zouden we met elkaar kunnen communiceren zonder die beschrijvende taal? Hoe zouden we onszelf kunnen identificeren? Hoe hadden we anders kunnen vertellen wie we zijn, wat er met ons gebeurd is, hoe we ons voelden en wat we nodig hebben?
Of het nu rond een vuurtje in de ijstijd of onder saaie tl-lampen vandaag de dag is, zo is hoe mensen acteren toen en nu:
“Ik ben een jager. Ik heb een mammoet gedood. Hij is te zwaar om alleen te dragen, ik heb hulp nodig bij het verslepen van het karkas.” Jager. Mammoet. Zwaar. Help.
“Ik ben een moeder. Mijn kind heeft een gebroken arm. Alstublieft, zet hem.” Moeder. Kind. Kapot. Help.
Ik weet dat ik hier iets wat tamelijk voor de hand ligt aankaart. Helaas wordt juist het voor de hand liggende vaak terzijde geschoven binnen het huidige psychiatrische paradigma en de dominantie van het bijbehorende taalgebruik binnen hun cultuur als geheel. Lang geleden verzon mijn moeder een woord om dit soort verzonnen woorden te beschrijven: “made-upsky” (een woord dat zelf ook een “made-upsky” was).
De DSM en diens bredere context omvatten volop verzonnen termen (made-upsky) die door commissies zijn gecreëerd en gedefinieerd en die vervolgens op mensen in nood werden en worden geplakt.
Het probleem is dat dit taalgebruik niet stimuleert om te luisteren. In plaats daarvan beïnvloedt het hoe volwassenen en kinderen worden gezien: als gestoord, als bipolair, als borderline, als OCD, als ‘vul maar in’.
Maar al te vaak zijn de etiketten belangrijker dan de emoties en de ervaringen die erachter zitten. Iemand die gewond is geraakt door het leven zou kunnen zeggen: “Ik ben misbruikt en ik heb pijn” of ‘Ik heb in de oorlog gevochten en ik ben geschokt’ of ”Ik heb mijn vrouw begraven en ik ben verdrietig.”
Maar die woorden hebben minder gewicht – in veel te veel contexten – dan de woorden die horen bij diagnostische codes [want die bepalen of en welke behandeling, voorrecht, persoonlijk budget of … we krijgen]. Vooral in een tijd waarin trends het internet overspoelen en mensen, vooral jongeren, ervan overtuigen dat er iets mis met hen is, hebben zulke labelwoorden veel meer gewicht dan ze zouden moeten hebben.
We zouden ons allemaal beter voelen zonder.
***Gepubliceerd op Mad in America, 24 juli 2024. Vertaald door MitN***
Mad in America presenteert blogs van een diverse groep schrijvers. Deze berichten zijn bedoeld als een openbaar forum voor een discussie over de psychiatrie en haar behandelingen. De geuite meningen zijn die van de schrijvers zelf.