Het post-acuut ontwenningssyndroom (PAWS): onderzoek toont aan dat we er weinig van (willen?) weten

Man in pak met kop in het zand ten teken van struisvogelen, niet willen weten.

Door Peter Simons – 19 mei 2025

In een recente studie hebben onderzoekers de bestaande literatuur onderzocht over het post-acute ontwenningssyndroom (PAWS), een vorm van aanhoudende ontwenning van antidepressiva die dagen, weken of zelfs maanden na het stoppen met het medicijn kan optreden. Hoewel PAWS een slopende ervaring kan zijn, is er zeer weinig onderzoek gedaan naar de prevalentie en behandeling ervan.

De onderzoekers konden slechts zeven artikelen vinden waarin PAWS werd onderzocht, waaronder een casusverslag, een reeks casussen en drie online enquêtes. Er was slechts één gerandomiseerde gecontroleerde studie (RCT) en één prospectieve cohortstudie. De studies waren kleinschalig en vertoonden methodologische problemen, waardoor onzekerheid blijft voortbestaan over de werkelijke prevalentie van PAWS, hoe lang het duurt, hoe het het beste kan worden voorkomen en hoe het moet worden behandeld wanneer het zich voordoet.

“Het huidige bewijs over PAWS is schaars en van overwegend lage zekerheid. De aanwezigheid van ontwenningsverschijnselen, die bij sommige patiënten maanden en mogelijk zelfs jaren aanhouden, onderstreept de noodzaak van verder onderzoek met een grondige methodologie”

Het onderzoek werd uitgevoerd door Andri Rennwald van de Zurich University of Applied Sciences in Zwitserland en Michael P. Hengartner van de Kalaidos University of Applied Sciences in Zwitserland. Het werd gepubliceerd in Epidemiology and Psychiatric Sciences.

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat ontwenning van antidepressiva vaak voorkomt bij mensen die proberen te stoppen met dit medicijn. Bij ongeveer de helft van de mensen die ontwenningsverschijnselen ervaren, zijn deze ernstig. Inmiddels erkennen de Britse NICE-richtlijnen het risico op ernstige en langdurige ontwenningsverschijnselen bij het stoppen met antidepressiva.

Bovendien wordt ontwenning vaak verkeerd geïnterpreteerd als een terugval in de depressie of verkeerd gediagnosticeerd als een ‘functionele stoornis’. In een recent onderzoek werden de symptomen van meer dan tweederde van de mensen met ontwenningsverschijnselen verkeerd gediagnosticeerd als hadden zij een andere psychiatrische stoornis. Toch vertonen mensen met ontwenningsverschijnselen ook vaak lichamelijke symptomen die duidelijk te onderscheiden zijn van psychiatrische problemen, waaronder pijn, vermoeidheid, hartritmestoornissen, diarree, wazig zien, gevoelloosheid, brain zaps (electrische schokjes in de hersenen), geheugenverlies en symptomen die lijken op die van een beroerte.

Wat PAWS is bijzonder zorgwekkend maakt is dat het een vertraagde aanvang heeft – het treedt dagen, weken of zelfs maanden na het stoppen met het medicijn op.

Rennwald en Hengartner schrijven: “Het acute ontwenningssyndroom gaat gepaard met kwalitatief nieuwe symptomen die geen verband houden met de oorspronkelijke aandoening, die snel na het stoppen of verminderen van de dosis optreden en tussen 1 en 6 weken aanhouden.”

Dit kan verwarrend zijn voor de persoon die het ervaart, maar ook voor clinici, die het vaak verkeerd diagnosticeren als een terugval.

“Een specifieke subgroep van het acute ontwenningssyndroom is de rebound-stoornis, waarbij eerder bekende symptomen met grotere intensiteit terugkeren”, voegen ze eraan toe. “PAWS omvat zowel nieuwe symptomen als oorspronkelijke symptomen, maar met verhoogde intensiteit, die dagen of weken, soms zelfs maanden na het staken van de behandeling optreden en meer dan een maand tot jaren aanhouden.”

In het huidige artikel wilden de onderzoekers alle literatuur over PAWS bekijken om te zien of ze antwoorden op enkele van deze vragen konden vinden. Ze vonden echter slechts zeven studies over dit onderwerp, en de kwaliteit van het bewijs was over het algemeen laag, waardoor ze weinig antwoorden konden geven.

De beste studie die Rennwald en Hengartner hebben gevonden, is een groot RCT met 478 patiënten uit eerstelijnspraktijken in het Verenigd Koninkrijk, waaruit bleek dat patiënten 39 weken na het afbouwen van antidepressiva nog steeds ontwenningsverschijnselen hadden. In deze studie werden paroxetine (Paxil) en venlafaxine (Effexor) zelfs bewust uitgesloten omdat deze twee middelen als te waarschijnlijk beschouwd werden om ontwenningsverschijnselen te veroorzaken.

Ze vonden slechts één studie die prevalentiegegevens verstrekte. Die studie, een prospectieve cohortstudie onder 20 mensen met een paniekstoornis of agorafobie, wees uit dat 15% (3 mensen) PAWS ervoer na het langzaam afbouwen van hun antidepressiva. Alledrie hadden ze paroxetine gebruikt. Het gaat echter om een zeer kleine steekproef en aangezien het onderzoek werd uitgevoerd in één Italiaanse kliniek die zich richt op paniek en agorafobie, geeft het niet noodzakelijkerwijs informatie over mensen uit andere delen van de wereld met andere diagnoses, zoals depressie.

Deze studie en een andere studie suggereerden dat paroxetine mensen bijzonder vatbaar zou kunnen maken voor PAWS. Deze bevinding is echter gebaseerd op slechts 2 kleine studies en kan dus niet als een vaststaand feit worden beschouwd. Het is nog steeds onduidelijk of andere antidepressiva de kans op PAWS vergroten of verkleinen.

Naast de keuze van het antidepressivum is het onduidelijk wat PAWS kan voorspellen. De duur van de behandeling en de duur van de afbouw leken volgens Rennwald en Hengartner geen consistente voorspellers te zijn voor het optreden van PAWS.

De studies die gegevens over de duur van PAWS bevatten, kwamen tot zeer uiteenlopende resultaten, variërend van maanden tot jaren. Dit kan erop wijzen dat mensen zeer verschillende ontwenningsverschillen ervaren, of het kan een vertekening zijn van de zeer verschillende soorten studies die zijn meegenomen.

Degenen die PAWS ervoeren, hadden ernstige symptomen en meldden dat dit een aanzienlijke invloed op hun kwaliteit van leven had. Patiënten in de casusreeks beschreven bijvoorbeeld een ernstig patroon van wisselende symptomen, waaronder verslechterde stemming, vermoeidheid, emotionele instabiliteit, slaapstoornissen, prikkelbaarheid en hyperactiviteit.

Wat de behandeling betreft, suggereerden sommige studies het opnieuw voorschrijven van antidepressiva, terwijl andere een lage dosis benzodiazepine aanraadden om de symptomen te verlichten. Bij sommige patiënten leek dit succesvol, maar ook dat was niet consistent; andere studies vonden namelijk dat het merendeel van de patiënten juist geen verlichting ervoer door deze strategieën.

Tot slot bekritiseren Rennwald en Hengartner het feit dat PAWS vaak verkeerd wordt gediagnosticeerd.

Ze merken op dat hoewel PAWS symptomen omvat die nooit aanwezig waren vóór het gebruik van het medicijn, het nog steeds vaak verkeerd wordt gediagnosticeerd als een terugval of als een geheel nieuwe psychiatrische stoornis.

“Helaas lijkt het erop dat zowel in klinisch onderzoek als in de praktijk langdurige en aanhoudende ontwenningsverschijnselen vaak verkeerd worden gediagnosticeerd als een terugval van de primaire psychische aandoening (meestal depressie) of als nieuwe psychische stoornissen”, schrijven ze.

Ze voegen eraan toe dat clinici PAWS moeten leren herkennen om verkeerde diagnoses te voorkomen en passende zorg voor patiënten te garanderen.

Hun uiteindelijke conclusie is dat PAWS zeker bestaat (vooral op basis van één groot, goed uitgevoerd RCTdie dit aantoont) maar dat er nog veel vragen bestaan over de prevalentie, behandeling en voorspellende factoren ervan. Daarom roepen ze op tot meer onderzoek om deze vragen te beantwoorden.

“Op basis van deze gegevens kunnen we niet nauwkeurig inschatten hoe vaak PAWS voorkomt, hoe lang het duurt en hoe ernstig het is. We weten ook niet welke gebruikers van antidepressiva een verhoogd risico lopen op PAWS en hoe patiënten met PAWS effectief kunnen worden behandeld. De belangrijkste bevinding van ons onderzoek weerspiegelt dus de slechte herkenning en onvoldoende aandacht voor PAWS in zowel klinisch onderzoek als de praktijk”, schrijven ze.

(Toevoeging MitN: In Nederland slikten in 2023 1,2 miljoen mensen antidepressiva. En hoewel onderzoeken laten zien dat een aanzienlijk deel van deze mensen, misschien een derde tot de helft, op de meest lukrake manieren kan stoppen met antidepressiva en het uiteindelijk goed zal doen, kan dit niet betekenen dat de huidige staat van riskante taperingpraktijken onder medische professionals geen aandacht behoeft. Om te voorkomen dat de helft van de mensen die afbouwt schade oploopt, zou men volgens deze gekende ervaringswerkers voor iedereen schadebeperkende technieken moeten toepassen én moeten erkennen dat een deel van deze mensen een enorme tol zal moeten betalen in de vorm van zeer pijnlijke, soms langdurig, invaliderende ontwenningssyndromen.)

***Gepubliceerd op Mad in America, 19 mei 2025Vertaald door MitN***

Rennwald, A., & Hengartner, M. P. (2025). Post-acute withdrawal syndrome (PAWS) after stopping antidepressants: A systematic review with meta-narrative synthesis. Epidemiology and Psychiatric Sciences, 34(e29), 1-8. https://doi.org/10.1017/S204579602500023X (Full text)

Vorig artikelWat betekende de door mij gegeven consent in de praktijk?